eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    175. [1609] Oct. 12. Van C. Pijnacker1.

    Mijn heer.

    Ick gebiede my dienstich tot UE latende weten dat toonderse dezes my verclaert heeft dat Noel Verhulst haren tegenwoordigen man over veel jaren gewoont heeft tot Weyselare in Vlaenderen tusschen Oostende ende Yper ende de contributie aen de heren Staten betaelt als selffs wesende hooftman ende overbrenger vande voors. contributien. Nu is de vraege off de geenige dye contributie als vooren geseyt is betaelt hebben capaces fuerint successionum. En genomen dat het selve also is, wat voor bewijs daer toe sal dyenen, off van node soude wesen dat Noel Verhulst soude moeten reysen tot Weyselare ende aldaer certificatie vande magistraten becomen: rogo ut ipsi tribus verbis non gravate

    153

    consilium des, ad restim res redit cum misera supplice, commendata mihi est a Domino de Poelgeest2, vel multo magis ab ipso Deo.

    Baudii negotium cum Harpya ista transactum est hortatu et instigatione quorundam ex nostro collegio, ad quos redundabat aliquid maculae ex ipsius imminuto capite. quid faciemus? ferenda speranda multa sunt. ἐν ἐλπίσιν χρὴ τοὺς σοϕοὺς ἔχειν βίον3. Ex musaeo nostro ipso Natali Edoardi VI Regis Anglorum an. 1537.

    Tuus nexus
    C. Pynacker.

    Notes



    1 - Hs. British Museum Londen, cod. Add. 22953 f. 197. De schrijver is de Leidsche professor in de Rechten. De brief heeft m.i. betrekking op een persoon, die volgens art. 33 van het Bestand een erfenis in Vlaanderen kon aanvaarden. De Harpya, waarover gesproken wordt, is Baudius' echtgenoote, die 6 Kal. Oct. 1609 nog leefde, maar 10 Maart 1610 overleden was (Baudii Epp. p. 316, 317).
    2 - Gerrit van Poelgeest, heer van Hoogmade, Koudekerk en Poelgeest (1545-1614), een der Verbonden Edelen, vertrouwd vriend van den Prins, ontvanger-generaal en rekenmeester van Holland.
    3 - Euripides bij Stobaeus 110, 3.