Edele, mogende heeren,
Gesyen hebbende de requeste aen uwe Mogende Edelen gepresenteert bij Cornelis Gerritssen Quakel, pachter van den impost van de wijnen, te kennen gevende dat hij aen de notaris Danckaert2 ten achteren is de somme van dryehonder[t]achtendeseventich gulden ende om deselve te consequeren garen soude procederen tot vercoopinge van sijne goeden, dye althans bij den procureur-generael3 zijn gearresteert, dunckt onder reverentie dat den suppliant met zijne begonste proceduyren wel voorts magh gaen, midts dat den executeur van de penningen dye van de vercoopinge sullen procederen reeckeninge sal doen aen den procureur-generael ende dat het surplus gebracht sal werden in de griffie van desen Hove.
H. de Groot.