Mijnheere,
Mij es up den XXX der voorleden maent gevangen overgelevert eenen Heyndrick van der Horst, verdost2 met een vrouwepersone op een bedde, dewelcke voormaels over het
99
schoffieren van een cleyn meysken in Brederode, es ballinxs landt geleydt.3 Daervan hij een tijdtwijl daernae heeft geobtineert pardon. Zedertdien wert berucht met boeggeren4 verlopen te hebben, neffens eenen doctor Ariaen van Teylingen,5 bij den gerechte alhyer gebannen.Wert oick beticht van over acht jaren een dochterken alhyer geboeggert ende bedurven te hebben. Gelijck hij mede berucht wordt met een pinck hem vermengt te hebben in Den Houdt,6 banne van Heemstede. Voorts hebbe alrede beleydt dat hij tot onderscheyden tijden noch onlanxs met drye gehoude vrouwen ende oick enige ongehoude gebouleert heeft gehadt, alsmede dat hij binnen een maent herwaerts een gehoude vrouw vercrachtet heeft. Ende zij vast besich om de vordere stucken te beweren.
Middelertijdt hebben de vrunden den tweden dach van zijn apprehensie hun geaddresseert aen den Hove ende des volgenden dages vercregen als bij de dubbelde can blijcken.
'tWelck mij gans vreempt gevalt ende in voortijden nyet zoe preciselicken met de officieren van de Graefflicheyt plach geprocedeert te werden, doch hebbe efter nyet willen laten naer te comen ende daertoe es de besloten dyenende. Daervan ic uwer E. alleenlick hebbe bij desen goetgevonden (te) verstendigen, omdat al sulcke saecken sonder deszelffs kennisse ende advyse nyet en behoiren te passeren.
Bidde voorts God almachtich nevens mijn dienstige gebiedenisse, mijnheere, uwer E. te behouden lange in goeden voorspoet,
uwer Ed. gedienstwillige,
D. Colterman.
Den III Novembris 1612.
Soe haest ick wat beter vermach ende de quarteyn7 sal lichten, verhope in Den Hage mette stucken van Corn. Arssen s[enio]r8 te comen ende oic van andere saken te communiceren.
Adres: Aen mijnehere/mijnhere Mr. Hugo de Groot, advocaet-fiscael van Hollant.
In dorso schreef Grotius: Heyndrick van der Horst.