eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    247A. 1612 november 3. Van D. Colterman.1

    Mijnheere,

    Mij es up den XXX der voorleden maent gevangen overgelevert eenen Heyndrick van der Horst, verdost2 met een vrouwepersone op een bedde, dewelcke voormaels over het

    99

    schoffieren van een cleyn meysken in Brederode, es ballinxs landt geleydt.3 Daervan hij een tijdtwijl daernae heeft geobtineert pardon. Zedertdien wert berucht met boeggeren4 verlopen te hebben, neffens eenen doctor Ariaen van Teylingen,5 bij den gerechte alhyer gebannen.

    Wert oick beticht van over acht jaren een dochterken alhyer geboeggert ende bedurven te hebben. Gelijck hij mede berucht wordt met een pinck hem vermengt te hebben in Den Houdt,6 banne van Heemstede. Voorts hebbe alrede beleydt dat hij tot onderscheyden tijden noch onlanxs met drye gehoude vrouwen ende oick enige ongehoude gebouleert heeft gehadt, alsmede dat hij binnen een maent herwaerts een gehoude vrouw vercrachtet heeft. Ende zij vast besich om de vordere stucken te beweren.

    Middelertijdt hebben de vrunden den tweden dach van zijn apprehensie hun geaddresseert aen den Hove ende des volgenden dages vercregen als bij de dubbelde can blijcken.

    'tWelck mij gans vreempt gevalt ende in voortijden nyet zoe preciselicken met de officieren van de Graefflicheyt plach geprocedeert te werden, doch hebbe efter nyet willen laten naer te comen ende daertoe es de besloten dyenende. Daervan ic uwer E. alleenlick hebbe bij desen goetgevonden (te) verstendigen, omdat al sulcke saecken sonder deszelffs kennisse ende advyse nyet en behoiren te passeren.

    Bidde voorts God almachtich nevens mijn dienstige gebiedenisse, mijnheere, uwer E. te behouden lange in goeden voorspoet,

    uwer Ed. gedienstwillige,
    D. Colterman.

    Den III Novembris 1612.

     

    Soe haest ick wat beter vermach ende de quarteyn7 sal lichten, verhope in Den Hage mette stucken van Corn. Arssen s[enio]r8 te comen ende oic van andere saken te communiceren.

    Adres: Aen mijnehere/mijnhere Mr. Hugo de Groot, advocaet-fiscael van Hollant.

    In dorso schreef Grotius: Heyndrick van der Horst.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, arch. Staten van Holland, inv. no. 1363, dossier 8, eigenh. oorspr. Ofschoon de initiaal van de voornaam in de ondertekening moeilijk is te ontcijferen, kan de briefschrijver met zekerheid geïdentificeerd worden als David Colterman († 16 januari 1634). Deze broer van rentmeester Johan Colterman was sinds 1596 baljuw van Kennemerland (D.G. van Epen in De Wapenheraut 1 (1897), p. 161-162). Zijn brief bevindt zich in een dossier met stukken over de zaak tegen Hendrick Lambertsz. van der Horst. Een ander dossier met stukken van David Colterman over dezelfde zaak bevindt zich in Den Haag, ARA, arch. Hof van Holland, inv. no. 5215, dossier 9.
    2 - Volgens een middeleeuws gewoonterecht, onder meer toegepast in Den Haag, Leiden en Gouda, kon een overspelige worden ‘verdost’. Na binnendringing van zijn woning werd hem de bovenkleding ontnomen; alleen tegen betaling van een boete kreeg hij zijn eigendommen weer terug; vgl. C. Glaudemans, ‘Een verdoste Haagse lombard. Een onderzoek naar het middeleeuwse ‘verdossen’ na overspel’, in: Die Haghe 1997, p. 38-47.
    3 - Vgl. WNT II, kol. 936: ‘iemand balling 's lands leggen’, hem uit het land bannen.
    4 - ‘boeggeren’, ‘boggeren’, verwant met het Franse ‘bougrerie’ (boggerij): pederastie, sodomie; vgl. WNT III, kol. 253-254.
    5 - Mr. Adriaen van Teylingen (1545-1619), doctor in de medicijnen; na zijn studie in Italië diende hij te Den Briel en Haarlem als stadsmedicus; hij was auteur van een onuitgegeven ‘De ziekten der vrouwen’ (R. Kaptein in Ned. Leeuw 60 (1942), kol. 101-103; NNBW II, kol. 1422).
    6 - De Haarlemmerhout.
    7 - ‘quartaine’, vierdendaagse koorts.
    8 - De oplossing van de afkorting ‘sr.’ (of: ‘hr.’?) is onzeker. Wellicht wordt gedoeld op Cornelis Aerssen(s) (1545-1627), griffier van de Staten-Generaal (NNBW III, kol. 14).