eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    426. 1615 Oct. 25. Van F. van Bree1.

    Mijn heer.

    Ick heb verstaen U E. absentie ende, hoorende desselffs wedercompste, hebbe door last van Syne Excie. nyet connen naerlaten U toe te seynden de requeste van de Edelen van Zeelandt, mette stucken, daerop sy haer fonderen, vrundtlijck van wegen Syne Excie. versoeckende, dat U E. gelieve - volgens onsen affscheyt - een minute te concipieren in wat voegen men aen de heeren Staten soude behooren te schryven. Ende alsoo dese saecke acceleratie vereyscht ende dat Syne Ex.cie vertrouwt ende sich versekert hout, dat U E. synen dienst beherticht, soo sal ick op 't alderspoedichst U E. antwoort met het voors. concept verwachten.

    Hiermede, Mijn heer, Blijft Gode bevolen. In 's Gravenhage den XXVen Octobris XVIc vijfthyen.

    U.E. dienstwillige
    Fr. van Bree.

    1615.

    Adres: Den Eerentfesten hoochgeleerden wysen zeer discreten, Hugo (d)e Groot Raedt (e)nde Pensionaris (d)er Stadt Rotterdam.

    Van Grotius' hand: Edelen van Zeelant.

    Notes



    1 - Hs. U.B. Amsterdam, cod. III C 2. Over den schrijver zie p. 408 n. 3.