eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    530

    476. 1616 Sept. 23. Aan P.C. Hooft1.

    Mijn Heer,

    Ik kan de gedachtenis van 't lezen van Uw E. treurspel2 uit mynen sin niet stellen, en wensche Uw E. dienst te konnen doen om soo loffelijk een werk te bevorderen. Hoe ik my langer bedenk, hoe my meer behaegt Uw Ed. ontwerp van het treurspel te eindigen met Batoos hulding. Gy kont daer op nasien het Privilegie van Vrouw Maria, gedrukt onder de handvesten van Amsterdam3, daer de voornaemste gerechtigheden en grondvesten dezer Landen verhaelt worden. Hier nevens heb ik my verstout Uw E. een hoop quade veirsen4 te senden, my vertrouwende op Uw E. bescheidenheit, die ten dele mijn gewesene jonge jaeren, ten dele de vroeg daer op gevolgde besigheden sal gelieven te verschonen. Voorts bid ik Uw E. om mijn gedienstige gebiedenis te willen doen aen mijn Heer uwen Vader5 en andere vrienden.

    Uw E. seer verplichte
    H. de Groot.

    Den 23 Sept. 1616.

    Notes



    1 - Gedrukt Brandt, Leven I p. 86. Beantwoord door no. 479.
    2 - Hooft had aan Grotius het handschrift van zijn Baeto gezonden.
    3 - Het privilegie van Maria van Bourgondië van 14 Maart 1476, gedrukt: Handtvesten ende Privilegiën van Amstelredam (1597) p. 78.
    4 - Zijn Poemata, die juist uitgekomen waren; zie p. 455 n. 2.
    5 - De burgemeester van Amsterdam, Cornelis Pieterszn. Hooft.