eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    15

    589. 1619 Juni 14. Aan Nic. van Reigersberch1.

    Mon frère.

    Wilt met mijn broeder de Groot spreecken dat ick uit myne boecken mocht crygen Tomum I Archiepiscopi Spalatensis2, in folio, Optatum Milevitanum in octavo, voorts Philo, die mijn broeder toecomt, omdat daer hier en daer iet in geteickent heb. Ick sal dan Philo, die ick hier heb, wedersenden, met het Chronicon Eusebii, om te restitueren. Ick wilde oock wel over een tijd te leen gebruycken Senecam philosophum, de leste editie, ende Ammianum Marcellinum, als oock Ariani Epictetum.

    Notes



    1 - Gedrukt Brieven van Maria van Reigersberch, ed. Rogge, p. 51. Grotius schreef dit briefje midden in een brief van Maria aan Nicolaas. Blijkens het adres woonde Nicolaas toen ‘op den hoek van de Heulstraet naest den heer van Cabauw in 's Gravenhage’; d.i. Mr. Cornelis Teeus, heer van Cabau.
    2 - M.A. de Dominis, de Republica ecclesiastica. 1617.