eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    Bijlage no. 5
    Jan de Groot en Aleida van Overschie aan de staten van Holland1 dd. [1634 na 22 oktober].

    Aen de Ed. Groot Mog. Heeren de Staten van Holland ende Westvryesland

     

    Geven reverentelijck te kennen Mr Johan de Groot ende Alyt Overschye, echte luyden, hoe dat hij suppliant gecomen zijnde tot den tachtichsten jaer sijns ouderdoms jegenwoordelijck veel met een groote ende periculeuse swacheyt werd aengetast ende dat sij suppliant nu over de vyer ende seventich jaren oud zijnde over eenige jaren met blindheyt is besocht, ende alsoo midsdyen sijluyden supplianten dagelijcx nyet anders en verwachten en hebben als de doot, waermede haer de loop der natuyr ende des doots voorboden eerstdaechs zijn dreygende ende allebeyde voor haer overlijden grotelijcx verlangen ende ernstelijck begeren ook om eenige haer particuliere saecken nodich hebben te spreecken met Mr. Hugo de Groot haren oudsten soon, jegenwoordelijck buytenslands zijnde, ende dat henluyden mids de voors. redenen onmogelijck is na den voorn. haren soon toe te reysen, maer dat de voors. haren soon hem herrewaerts over soude moeten vervoegen, Soo versoecken sijluyden supplianten onder reverentie als voren, dat U Edd. Groot Mog. gelyeven goet te vinden het overcomen van den voors. haren soon in dese landen. Dit doende etc.

    Notes



    1 - Volgens Beresteyn, Bijdr. tot de Geneal. van het Geslacht De Groot, p. 13 werd Mr. Jan de Groot geboren op 8 maart 1554, zodat het verzoekschrift in 1634 geschreven moet zijn. Hiermede klopt echter niet de opgave van de leeftijd van zijn vrouw. Zij werd (Beresteyn, ibid.) op 22 oktober 1561 geboren, hetgeen betekent, dat het verzoek van na 22 oktober 1635 zou moeten zijn. Dit is echter niet aan te nemen, daar in 1635 Grotius' gezantschap in dienst van Zweden een verzoek als het onderhavige hoogst onwaarschijnlijk maakt. Ik neem dus aan, dat het in 1634 geschreven is, ev. kort na 22 oktober. Copie Amsterdam, U.B., coll. RK., R 19a.