eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    727. 1622 Maart 3. Aan N. van Reigersberch1.

    Mon frère,

    Van dese reys heb ick geen tyding van U.E. ontfangen. De ingeleyde2 wilt geven aen 3493 ende excuseren dat daer noch superscripsie noch subscripsie en is. 't Is geschiet om seeckerder te gaen. Wilt my met den eersten overschryven U.E. ende anderer vrunden oordeel over myne Apologie4, ten minste over de eerste deelen. Soo haest aldaer het drucken is goedgevonden sal ick hyer datelick mede sterc laeten beginnen aen het Latijn, waer ick vast mede besigh ben, soodat ick de druckers wel gaende soude connen houden. Het François meen ick mede eerstdaegs te doen by de handt nemen.

    De Coning heeft my een brevet gegeven van een pensioen van 1200 croonen 's jaers zeer eerlick geëxtendeert, 't welck hyer materie geeft van discoursen. De Prins5, de Guarde des Seaux6, Jeannyn hebben treffelick voor my gesproocken, oock de Cantzlier7 ende Puysieux8. De Grave van Chomberg9 - dien ick noyt en heb gesproocken - maeckte de dissidente. Jeannyn seyt sorge te sullen dragen voor de betaeling. Ick meen met de Guarde des Seaux eerstdaegs te gaen by den Coning; oock met den Prins10 noch aen te spreecken; hy is een sterck vrund van denghenen dyen hy bemint. Ick verlang te weten hoe het staet met de ses boucken11. Indien U.E. in de Apologie yet merckelick in bedenking houd, ick wenschte wel dat U.E. gelegentheyt toelyet hoe eer hoe liever over te comen, om daervan te spreecken, alsoo de saeck geen uytstel en lijdt. Soo U.E. niet en can comen hoop ick dat ons broeder de Rentmeester12 sal overcomen, alsoo hy ons daervan heeft geschreven. Den IIIden Maert XVIcXXII tot Parys.

    U.E. dienstwillige broeder
    H. de Groot.

    178

    De Preaux13 seyde my dese dagen dat myne saeck wel was te accommoderen. Ick seyde tot alles te willen verstaen, dat sonder quetsing van mijn eer soude connen geschieden. Hy sloug voor een amnestie te laten inbrengen onder andere saecken door een extraordinaire Ambassade. Hy houdt correspondentie met 9414. Ick meen dat de amnestie voor my niet genoech en is.

    In 't XVIII capittel van de Apologie is een hiatus die gesuppleert moet werden uyt het Duytsch, dat in 't Landt is gedruckt, want ick en heb hyer geen copye dan in 't Latyn ofte Franchoys15.

    Adres: A monsieur monsieur Reigersberg A la Haye.

    In dorso schreef van Reigersberch: broeder de Groot den III Martii 1622. Van sijn Apologie; van sijn brevet. De Preaux seyt dat sijn saeck wel was te accommoderen.

    Notes



    1 - Hs. U.B. Amsterdam, cod. H 4e. Onder dezen brief volgt die van Maria aan Nicolaas, no. XIII in de uitgave van Rogge. Voor het geheimschrift zie p. 104 n. 4.
    2 - No. 728. In margine schreef Grotius: ‘Ick bedenck my hyerop wat ende sal 't vooralsnoch niet senden’.
    3 - Frederik Hendrik.
    4 - Verantwoording, zie p. 76 n. 1. Een Fransche vertaling is nooit verschenen.
    5 - Condé.
    6 - De Vic.
    7 - Nic. Brulart de Sillery.
    8 - Pierre Brulart vicomte de Puysieux, secrétaire d'Etat de l'extérieur.
    9 - Schomberg, superintendent van Financiën.
    10 - Condé.
    11 - Bewijs van den waren godsdienst, zie p. 26 n. 6.
    12 - Johan van Reigersberch.
    13 - Charles de l'Aubespine, abt van Preaux, zie p. 104 n. 1.
    14 - Aerssen.
    15 - N.l. van de Sententiën.