eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    750A. 1622 mei 1. Van J. Zevecotius.1

    Clarissime Groti,

    Ignotus ad ignotum scribo, si faciem spectemus; verum si eximias animi tui dotes, quas mecum animi tui dotes considerem, notissimus mihi es, quippe quem tot scripta concelebrant, tot maximorum virorum elogia extollunt. Libellum mitto, exiguum quidem et qui vix tanti viri lectionem meretur, sed qui meae erga te observantiae testis erit et index.2 Suscipe igitur et si amicum me esse non sinis, notum tamen esse permitte.

    Vale, vir clarissime,

    aeternum tuus,
    s[ignavit] Jacobus Zevecotius Gand[ensis].

    Ex urbe patria, Kal[endis] Mai[i] 1622.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, Bibl. van de Vrije Universiteit, hs. XV. 10229.- (voorheen catalogusnr. 90), eigenh. oorspr. Een adressering ontbreekt. Jacobus Zevecotius (van Zevecote) (1596-1642), afkomstig uit Gent, augustijner monnik en Latijns dichter, was hoogleraar in de welsprekendheid in zijn geboortestad; later, na zijn geloofsovergang (1625) doceerde hij welsprekendheid en geschiedenis te Harderwijk (NNBW V, kol. 1172-1173; Nationaal Biografisch Woordenboek IV, kol. 987-996; J. IJ sewijn, ‘Jacobus Zevecotius: Maria Stuarta ...’, in: Humanistica Lovaniensia 22 (1973), p. 256-319).
    2 - Zevecotius publiceerde in dit jaar zijn Poemata, Gent ‘ex officina Judoci Dooms, ad signum praeli typographici’ 1622. Nog in hetzelfde jaar verscheen bij dezelfde drukker Poemata ... Secunda editio auctior et emendatior. Wellicht begeleidde deze brief de eerste editie van de Poemata.