Mijn heer.
Schryvende an Mr. D'or2, kan ick niet laten U.E. hertelick ende dienstelick te groeten, ende te seggen dat ick U.E. briefken van den 18 gisteren wel heb ontfangen, daerop ick niet veel hebbe te seggen, dan dat ick oock advis hadde van 't overlyden van dien vromen heere3, die Cromhout4 hadde doen weten dat hy een goede consciëntie had, niet wetende oyt qualick gedaen te hebben, daerom hy soe qualick was getracteert, recommanderende syne kinderen om wat goeds voor deselve te doen: dit soude Cromhout hebben belooft met excuse dat hy hem niet en visiteerde om syne bedieninge. Op 't recommanderen van de gevangenen op Loevesteyn soude Duyck5 geseydt hebben dat se daer geset waren om te sterven. Niettegenstaende die vele solecitatiën aen den Prins, om in de Princenkerck te gaen, blijft hy de capel te hove frequenteren met syne Princesse ende suite. D'executiën van de placaten geschieden niet, ende d'onse gebruycken veel vryheyt in't predicken, oock met kennisse ende oochluyckinge. Rosaeus6 soeckt, soe schijnt, met glimp ut mijn huys te wesen: soude hebben geseydt, soo Grotius ende Wtenbogaert in't landt quamen, hy heur komste niet soude verwachten. Muysenholl7 - eertijts groot kettermeester over d'onse -, solliciteert aen den Prince om tractement: hy is predicant in Breda geweest. Afgeslagen sijnde soude geseyt hebben dat hy niet en meynt dat hem sijn versoeck soude sijn ontseydt, omdat hy eertijts in kerckelicke saecken was gebruyckt, alsoe hy de quaetste niet en was enz. Ick schryve dese dingen soe se my ut het landt
477
worden overgebrieft, sonder affirmatie dat alles soe sy. Messs. Episcop. ende Tresel, oock onse huysfren. doen U.E. ende mejoffrouw d'uwe hertelick groeten, ende ick, Mijn heer, blyve alle tijdt21 Septembris 25.
U.E. ootmoedich dienaer
I. Wtenb.
Adres: A Monsieur Monsieur Grotius.