eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    1026A. 1625 november 4. Van N. van Reigersberch.1

    In dit gesprek [Gesprek van den Hr. Reigersbergen met zijn Excellentie Frederik Hendrik, nopende De Groot. Uit een brief van N. Reigersb. van den 4 Nov. 1625] viel hij2 bij gelegentheit

    294

    dat zijn Excellentie onder andere verhaelde dat de heer Aerssens, heer van Sommelsdijk, last gekregen had om als gezant van de Algemene Staten naer Vrankrijk te vertrekken.3 Hierop liet Reigersbergen zich hooren:

    Dit zal mijn zwager niet wel gevallen.

    Zijn Excellentie vraegde:

    Waerom?

    Reigersbergen hierop:

    dat zijn zwager aldaer bezig was om de zaken ten besten van het landt te schikken en ook gaern den Hollandtschen ambassadeuren die daer quamen, ten dien einde de handt zou bieden, doch dit ontrent den heer Aerssens niet wel zou konnen doen.

    Zijn Excellentie hierop:

    Ik meen dat Aerssens nu meer zal zoeken te doen dan iemant anders.

    Reigersbergen vervolgde

    dat De Groot van voornemen was geweest de gezanten die daer komen zouden, te bezoeken, doch nu zijnes oordeels zoo licht daertoe niet verstaen zou.

    Zijn Excellentie zeide:

    Hij behoort het nu ook niet te laten.

    Reigersbergen hiertegen:

    Hij zal mogelijk refuis lijden en zijn hooft stooten.

    De prins hierop:

    dat De Groot tevoren moest laten vernemen of het den ander niet onaengenaem zou zijn.

    Reigersbergen voorts vragende

    of zijn Excellentie zulks goedt en geraden vondt,

    antwoordde zijn Excellentie:

    jae

    en beval hem zijn zwager hiervan kennisse te geven, voegende onder andere redenen hierbij:

    dat de heer Aerssens van de rechters niet geweest was en dat De Groot met hem kon spreken van zijn bereitwilligheit om al het voorledene te vergeten en te vergeven, of van

    295

    andre gemene stoffen die hij - De Groot - naer de kloekheit van zijn verstandt wel zou bedenken konnen.4

    Notes



    1 - Gedrukt in Brandt-Cattenb., Leven I, p. 349-350.
    2 - Lees: ‘het’.
    3 - Op 29 oktober 1625 nam François van Aerssen afscheid in de vergadering der Staten-Generaal. Op 9 mei 1626 bracht hij rapport over zijn buitengewone ambassade uit (Schutte, Repertorium I, p. 5-6).
    4 - Op 13 november 1625 schreef Grotius in een brief aan zijn broer Willem de Groot: ‘Multi, si Arsenius venerit, me ad eius colloquium invitant’ (no. 1030; zie ook no. 1033 (dl. II)).