eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    1138. 1627 maart 6. Aan N. van Reigesbergh 1.

    Mon frère,

    Ick en heb dese weeck van uE. niet ontfangen, hebbe evenwel niet connen naelaten aen uE. te schrijven, al waer het maer om dese twee stucken te accompagneren. Het eene is nopende het ... c(an)ael2, hetwelck mij niet en dunckt zeer solide te zijn. Evenwel heb het overgesonden, omdat het hyer materie geeft van discoursen. Ick heb een brieff gezyen van Rubbens3, dye judicieuselijck discoureert op dat stuck ende zeer wel - mijns dunckens - oordeelt, dat het is een handtbreet, om onse coursen soo in de Walsche provinciën onder de gehoorsaemheyt van Spangnie als in Duytschlandt te beletten, te weten aen de laege zijde van den Rijn, ende oock, dat wij van dye zijde de protestanten niet en sullen connen secoureren, naementlijck in de landen van Gulick. Daerbenevens om wat commercie uyt Duytschland te brengen in Brabant, maer van afleyding van 't water (van den) Rijn zye ick, dat zij despereren om de ongelijckheyt van tusschenleggende gronden, zijnde op de eene plaets XXX vademen hooger als op de ander, soodat het water niet en sal zijn te houden dan van sluysen.

    Nopende de declaratie van den coning4, deselve gaet zeer in generale termen, zijnde daerin meest considerabel de confidentie, dye men wil geven op dye van de religie, dye ick vind te zijn vol mistrouwen; hoewel misschyen sonder vaste reden, alsoo ick niet en can geloven, dat men staende gelijck men staet met Engelant sich soude willen engageren in een oorlogh tegen dye van Rochelle. Sij seggen, dat monsr. d'Espesse5 vrunden maeckt met woorden ende wercken selffs in de provincie, om het tractaet met de heer van Somerdijck6 gemaeckt te doen approberen ende meenen, dat de meeste swaricheyt werdt gevonden in de

    119

    generale termen van den coning tegen alle te assisteren, lettende op haer interest, daer ick meen, dat de wijste personen meer swaricheyt sullen vinden in de continuatie van de becortenisse van gheen trefves ofte paix te maecken sonder bewilliging van Vrancrijck. Deselve monsr. d'Espesse arbeyt door monsr. Deffiat7 om te becomen off continuatie van zijn ambassade voor noch drye jaeren off employ in de finantie, tot welcken eynde hij hyer gesonden heeft zijne secretaris Boutard8, dye breedt uytstroeyt, dat ons volck nae geen verbondt en willen luysteren ende dat zij haer neutrael zullen houden tusschen de geschillen van de Franchoysen ende Engelschen; waervan ick het laeste gelooff. Wij sullen binnen weynign dagen zien, wat uytcomst de saeck van monsr. d'Espesse sal nemen, alsoo sijn tijdt nae Paeschen expireert. Monsr. de Rotelyn9 heeft noch geen last. Aen den ambassadeur van Denemarcken10 werdt ( ...... gegeven) op niet meer als hondert ende vijftich duysent kroonen, een .....boon in een brouketel, doch men seyt, hij uyt Engelant beter werdt geassisteert, 't welck wel te wenschen waer, alsoo de saeck anders peryckel loopt, hetwelck bij de Denen wel wordt geapprehend(eert).

    Mijne gebiedenisse aen alle de vrunden. Den VI Martii (XVIcXXII.) tot Parijs.

    UE. dienstwillige
    H. de Groot.

    Adres: Mijn heer Mijn heer Reigersberg, raedt ordinaris in den Hoogen Raidt in Holland. In 's Gravenhage.

    Notes



    1 - Hs. U.B. Amsterdam, coll. R.K. H8k. Eigenh. oorspr.
    2 - Bedoeld wordt het kanaal bij Venlo tussen Maas en Rijn, de Fossa Eugeniana, ook wel Fossa Sanctae Mariae geheten, waarover Grotius spreekt in zijn Grollae Obsidio, Amsterdam 1629 p. 5. Zie ook Mercure François XIII, p. 567 en Dr. A.J. Veenendaal, De Fossa Eugeniana in Bijdragen voor de Geschiedenis der Nederlanden dl. XI afl. 1. Den Haag 1956.
    3 - P.P. Rubens aan Pierre Dupuy, dd. 24 juli 1626; zie Codex Diplomaticus Rubenianus, Documents relatifs à la vie et aux oeuvres de Rubens, III: Ch. Ruelens et Max Rooses; Correspondance de Rubens et documents épistolaires concernant sa vie et ses oeuvres. Anvers 1900, no. CCCCV, p. 447 v.
    4 - Misschien dezelfde als in no. 1137 bedoeld met ‘acte van den coning’.
    5 - Zie II, p. 334 n. 3.
    6 - François van Aerssen. Bedoeld wordt het verdrag van Parijs, dat ter hernieuwing van het verdrag van Compiègne op 28 augustus 1627 door Gideon van den Boetzelaer werd gesloten, doch door de Staten niet werd geratificeerd; zie J.J. Poelhekke in Algemene Geschiedenis der Nederlanden VI. Utrecht MCMLIII, p. 239.
    7 - Zie no. 1061, p. 29 n. 10.
    8 - Zie no. 1137, p. 117 n. 10.
    9 - Zie no. 1134, p. 114 n. 9.
    10 - Zie no. 1125, p. 100 n. 1.