eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    41

    1388. 1629 april 23. Van Anna Maria, Gravin von Hohenlohevan Solms1.

    Anna Maria, Gravinne van Hoenloe ende Vrauw tot Langenburg etc. Unse ehrnbehoorende vruyndtliche groet tevorn Edel ende hochgelarte leeve besondere,

    Indien wij tegenwoordige de welgebooren onse beede leeve soons, graf Wolff Otthen ende graf Ludwig Crafften van Hoenloe2 etc., nae Paris gesonden om en de spracken ende andere loflike ionge heerens wel toestande qualiteten capables te werden, soe is ons seer lief gewesen toe verstaen, dat de heere tot Paris wohnachtig is, omdat wij niet en vergeten hebben de groote affectie, dewelke bij de wijlen de wolgebooren onse herttgeliefte heer ende ehegemahl hochloflicher memori tegen hem getragen.

    Derhalven wij niet en konnen naelaten beede voorgeschreevene onse leeve soons aen de heere ten besten te recommendeeren ende te bitten, dat hem wolle beliefen haere liefden tot allen goeden te adresseeren ende vor allem quadem af te maenen.

    Ende of om de orlooch ofte andere trouble tempest ofte om eenige oorsaken willen onse ionge soons soude geraden sijn ouyt Frankrik te treken, so vertrouwen wij seker ende bidden, iij willen een sulkes haere liefden hofmeester3 in tijten aviseeren, als wij niet en twijfeln, dat iij vanwegen de naem ende memoire van welgedachte onse in Gott rustende herttliefe heere te daen van hertten affectioneert sijn. Welgemeltte onse ionge soons souden darmede obligeert wesen alsulkes om de heere de ende sijne wederom te meriteren ende wij sijn ou met de oude goede ehrnbehoorlike affectie bijgedaen.

    Langenburg, d. 13. Aprilis Ao etc. 1629.

    Anna Maria, greiffin
    Von Hochenloew.

    In dorso (met andere hand): 2 Brieven van de gr.f en Gravin van Hohenloe Philip Ernst ende Aa. Ma.

    24/12 1627 en 13/4 1629 uit Langenburg4.

    Notes



    1 - Hs. 's-Gravenhage, ARA. Eerste afd., coll. Hugo en Willem de Groot, Tweede suppl. inv. no. 1. Getekend. Gedrukt J. Fox, Hugo de Groot en de Gravin van Hohenlohe-Langenburg, Het probleem van de bestemming van een brief en de vraagstukken, die ermee samenhangen, in Nederlands Archievenblad 1962 66e jrg., 1e aflevering, pp. 30-42. Voor verdere bijzonderheden zij naar dit artikel verwezen; met name voor de datering oude stijl zie men p. 36, n. 23 alsook H. Grotefend, Taschenbuch der Zeitrechnung des deutschen Mittelalters und der Neuzeit. Zehnte erweiterte Auflage herausgegeben von Dr. Th. Ulrich, Hannover 1960, p. 27.
    2 - Wolfgang Otto (1611-1632) en Ludwig Kraft (1613-1632), zonen van Philipp Ernst von Hohenlohe-Langenburg (1585-1629 ), aan wie brief no. 1224 (III, p. 241) is gericht.
    3 - Niet geïdentificeerd.
    4 - Deze notitie is van de hand van Mr. Frans Jacob van Overschie (1680-1760), veertigraad en schepen van Delft; zie E.P. Polak-De Booy, Dorsale notities op brieven aan Hugo de Groot in: Nederlands Archievenblad Tijdschrift van de Vereniging van Archivarissen in Nederland. Zes en zestigste jaargang. Derde aflevering 1962, N.V. Erven B. van der Kamp, Groningen, p. [127].