eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    101

    1425. 1629 september 21. Aan N. van Reigersberch1.

    Mon frère,

    Ick meen uE. nu weder t'huis sal sijn gecomen, daerom sende ick uE. desen brieff, off misschien uE. geraden mocht vinden denselve te bestellen. Soo niet, sal het genoech sijn, dat uE. doe verstaen, dat ick hier alles gedaen heb, dat mijn mogelijck is geweest voor Sijn Excellenties reputatie ende oock d'eerste ben geweest, die te Parijs ruchtbaer heb gemaeckt het veroveren van 's Hertogenbosch geleden nu ses dagen2, alsoo ick de tijdinge van goeder handt had ontfangen.

    Wat aengaet de occurrentiën alhier, daervan heb ick d'Heer van der Mylen3, die geduirende uE. absentie in sijne communicatie is gesuccedeert, ten deele oock aen mijn broeder de Groot doen weten ende sal wederom als het uE. gelieft onse correspondentie hervatten. Mijn huisvrouw ende kinderen doen haere gebiedenisse ende recommenderen uE. het proces4, opdat wij eens mogen weten wat hij (sic) te doen hebben.

    Den 21 September 1629.

    UE. dienstwillige broeder
    H. de Groot

    Adres: Mijn heer, Mijnheer Reigersberg

    Raedt van den Hoogen Raide in Hollant

    In 's Gravenhage.

    In dorso schreef Grotius(?): den 21 Sept. 1628 (sic).

    Notes



    1 - Hs. U.B. Amsterdam, coll. RK. H 12 l. Eigenh. oorspr.
    2 - In margine heeft Grotius toegevoegd: ‘dat is op Sondagh sijnde den 16e’.
    3 - Cornelis van der Myle.
    4 - Het proces inzake de verbeurdverklaarde goederen, waarvan in de brieven aan Nicolaes van Reigersberch en Willem de Groot meer dan eens sprake is.