eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    1693. 1631 november 13. Aan N. van Reigersberch1.

    Mon frère,

    Den brief van neef Brasser2 heb ick beantwoordt met dancsegginge ende uitstel van 't aennemen van de presentatie, vooralsnoch menende hier voor desen tijdt noch nut te sijn, dan hopende oock daer te comen.

    Op uE. beiden van den XI ende XII heb ick wel gelet ende gelove met uE., dat Aurelianus3, de rechters ende haeren aenhang sullen woelen non alio quam ex conscientia metu.

    De heer Hertogsvelt4 blijft resoluit ende verstaet, dat men de saecke moet defenderen op het privilegie van de stadt van Rotterdam medebrengende, dat een poorter - nu geeft mij mijne commissie alle poorters recht - geen vonnisse mach hebben dan van schepenen van Rotterdam, niet alleen van 'tgunt te Rotterdam is geschiet, maer al waer het oock ellerwaert geschiet, indien hij onbehaelt - non accusatus - vandaer is gegaen. Waerbij comt, dat alle 'tgunt legati doen, gehouden werdt tanquam domi gestum. Hij is oock van opinie, dat ick het vervolgh van mijne actie op de stadt wat moet laeten rusten om niet te veel over hoop

    455

    te haelen. Den burgemeester Berckel5 is vandage gereist nae Sijne Extie om met hem op dese saeck te spreecken. Referet ut sorte suspensa verba.

    't Waer goedt, Diocletianus6 ende andere de saecken geprepareert hadden ende dat Sijn Extie wiste de genegentheit van vele Edelen, Delf, Amsterdam, oock veelen uit de collegiën van justitie. De requeste, die men soude mogen geven aen de Staten van Hollant, sal wat moeten gedresseert sijn nae de intentie van de stadt, die liever hebben te staen op haer eigen privilegiën dan op het recht van de provincie, om niet de heele saeck teffens op te crabben.

    Alle uE. brieven sijn wel ontfangen. De vrouw van Valckenburg7 soude misschien niet qualijck doen met een ernstigen brief te schrijven aen Foreest8. Haer Ed. is mede daeraen gelegen, dat sij vrunden hebbe hier te lande.

    Mijne gebiedenisse aen Diocletianus ende Candenus9. Vale.

    Den 13 November 1631.

    UE. dienstwillige broeder
    H. de Groot.

    UE. ende andere vrunden gelieven met de heer Strijen10 ende andere rechtsgeleerden te spreecken, hoe men dese saeck best sal haer fatsoen geven.

    Adres: Mijn Heer Mijn Heer Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant

    Port In s'Gravenhage.

    In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot wt Rott. den 13 Nov. 1631.

    Gelooft, dat ick hem had geschreven, dat Aurelianus met de rechters sullen woelen non alio quam ex conscientia metu.

     

    Hartochvelt meent men de saecke moet defenderen met het privilegie van Rotterdam.

    Notes



    1 - Hs. U.B. Amsterdam, coll. R.K. H 16l. Eigenh. oorspr.
    2 - Joost Brasser uit Amsterdam.
    3 - Schuilnaam voor François van Aerssen.
    4 - Cornelis Jansz. Hartingsveld of Hartigsvelt, burgemeester van Rotterdam.
    5 - Gerard Jansz. van Berckel, burgemeester van Rotterdam.
    6 - Schuilnaam voor Cornelis van der Myle.
    7 - Josine de Bie, weduwe van Jan de Hertoge van O(r)smael, heer van Valkenburg.
    8 - Nanning van Foreest (1578-1668), de latere - in 1636 - raad en rekenmeester der domeinen van Holland en West-Friesland.
    9 - Schuilnaam voor Jacob Wyts; zie over hem III, p. 80, n. 11.
    10 - Mr. Quirijn van Strijen (1575-1656); in 1620 werd hij stadsadvocaat van Amsterdam in Den Haag. Hij ging door voor een der scherpzinnigste rechtsgeleerden van zijn tijd.