Mijnheer,
Soo ick vandage had afgesonden mijn antwoordt2 op den brieff, dyen ick gisteren ontfing, soo become ick d'uwe van de XIIIde ende bedancke Godt vooreerst voor uwe reconvalescentie ende ten tweede van dat mijne saecke te Rotterdam wel beharticht werdt. Ick ben blijde, dat sij mijne saecke gevoucht hebben bij dye van de precidanten. 't Sijn eerlijcke luyden. Ick heb garen sulck geselschap.
Belangende 't boecxke De veritate religionis Christianae3: uyt Vrancrijck heb ick schrijven ontfangen, dat ick het soude laeten drucken met beter letter. Ick meen sulcx oock oorboir sal zijn soo voor oude luyden als voor andere luyden van
9
qualiteyt, dye garen een schoonen druck hebben. Dit vertrouw ick, dat Blaeuw4 beter sal [doen] dan La Maire5. Doch wil La Maire evenwel en nyettegenstaende eenen betere druck oock dye cleynen aenleggen, ick heb daer nyet tegen; eene overlesing ende verbeteringe sal voor beyde dyenen.Ick bid uE. aen mijn broeder6 te seggen, dat hij mij doe hebben mijn exemplair van dat boeck, daerin ick niet alleen de druckfauten, maer oock eenige addenda heb aengeteyckent onlancx bij mijn huysvrouw uyt Vrancrijck overgesonden.
Hyermede sal ick Godt bidden, mijnheer, uE. lang te bewaeren.
Den XIIII Januarij op den middagh.
Indyen te Delff in de laeste vroedschap niet wel geresolveert en is, con men het hervatten op het exempel van Delff ende Amsterdam. Hyer is alles gegaen nae wensch. Le Maire heeft voor dese dit boeck zeer incorrect gedruckt. Ick had hem oock gegeven alle de opuscula D. Tileni7 te Parijs gemaeckt, dye hij seyde tesamen te sullen drucken ende mij een exemplair te senden, maer heeft het vergeten. Mijn broeder de Groot hoop ick dat oock de andere dingen, dye ick hem bij mijne brieven gerecommandeert heb, gedachtigh zal zijn.
Adres (met andere - Joost Brassers?8 - hand): Aen mijnheer mijnheer Hans van Mede9 althans In Haghe.
In dorso schreef Wtenbogaert: 1632 Grot. R.a 15 Jan.ij Resp.a 16a eiusdem.