eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    1744. 1632 februari 16. Aan Maria van Reigersberch1.

    Alderliefste,

    Naedat ick mijnen brief geschreven hadde, crijgh ick een advys van broeder Reigersberg2 uit den Hage. Hij ende alle de vrunden meenen ick moet Maert, als wanneer de vergadering sal sijn, uitwachten, ende middelertijdt mij in de practijck occuperen. Raedt mij mijne boecken in de rechten, die daer zijn - Cornelis3 sal die connen wijsen -, hier te doen comen bij de eerste gelegentheyt. Meent oock, dat uE. soudt connen overcomen ende de meubelen, die uE. niet en sout willen vercoepen, laeten te Rouaen. Ick en vinde het sulxx niet, of uE. can daerop letten.

    Doe wederom mijne gebiedenis aen de vrunden, oock de groetenis aen de kinderen.

    Neef4 is t'huis gecomen ende nicht5 wat beter. Gebieden haer aen uE.

    Den 16 Februarii 1632.

    UE. altijdt getrouwe
    H. de Groot.

    Adres: A Madamoiselle Madamoiselle Grotius. A Paris.

    Notes



    1 - Hs. München. Bayr. Staatsbibl., cod Camer, 4, f. 38. Eigenh. oorspr.
    2 - Nicolaes van Reigersberch.
    3 - De oudste zoon.
    4 - Joost Brasser, bij wie Grotius in Amsterdam zijn intrek had genomen.
    5 - Brassers vrouw Margaretha Jacobsdr. van der Dussen, met wie hij in 1603 gehuwd was.