eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    53

    1772. 1632 augustus 8. Van W. van Oldenbarnevelt1.

    Mijn Heer,

    UEd. aengenaemen van den 20 der verleden maent is mij behandicht. Soo het versoeckt, daer men om aenhout, tot quetsinge is van uEd. reputatie, heeft meer als gelijck daertoe niet te willen inclineren ende is niet te twijffelen, ofte is van veelen begeert. Ick hebbe daerop mijne meeninge geseyt aen mejoffrou uEd. huysvrouwe wat dese quartieren belangt. Ick bekenne seer quaelijck onderrecht te sijn van den man op den toorn2, doch daer sijn menschen, die soo verblint sijn, dat sij meenen, dat die man geen faulten doen en kan.

    Dat de Beyersche3 ende Frietlansche4 macht groot is gaet vast; evenwel hoe sullen sij den Sweed5 in sijne trancheën aentasten? Tensij den honger hem van Nurenberch jaecht, sien ick noch soo haest geen eynde in Duytslant.

    Den grave van den Berge6 heeft seer quaedt gissinge gemaeckt ende niet alleen sijn selven bedrogen, maer oock de Staeten, want crijcht geenen toeloopt, ende die van Luyck sijn sijne vrienden niet. Sijne Justificatie7 is soo slecht, dat de kinderen daermede lacchen gelijck uEd. sal konnen sien; heeft die doen drucken.

    Sweeden hadde mede al beloften aen de Staeten van secours gedaen, Vranckrijck stont niet stil, maer die crijgen nu de handen vol werck van 's konincks broeder8, bij wie den hertoch van Momorency9 sich gevoecht heeft met veel volcks, als veele andere; is nu in Languedocq.

    Ick verseeckere uEd., dat die van ons lant in geender manieren woort houden in 't stuck van de religie, als blijck door de daegelijkse insolentiën te Venloo ende Ruermonde, die ongestraft blijven, ende hebben de broeder de principaele kerck al in. Die van Maestricht houden haer mannelijck. Wij sullen sien, wat het secours van Papenheim10 sal ... brengen, 'twelck nu gearriveert is. Veele meynen, al nam de prins de stad, dat hij quaelijck weder thuys sal konnen kommen; voor mijn cleyn verstant kan het niet begrijpen, ofte daer most secours kommen wt Vranckrijck ofte Sweden, daer men tot noch toe weynich apparentie van siet.

    Men spreeckt hier veel van sommige aenslaegen op dese landen ende verraderijen van de Françoisen, die ten deele ondeckt sijn, doch sal daer niet van scrijven dan wanneer ick beter onderrecht sal wesen, soo ick mede sal doen van

    54

    alles, wat gewichtich voorvalt. Van den heere Aysma11 hebbe in lange geen scrijven, niettegenstaende ick sijn Ed. verscheyden maele gescreven hebbe.

    Waerin ick uEd. kan dienen, hebt maer te commenderen, ende naer mijne dienstige gebiedenisse aen mejoffrou uEd. huysvrou, die ick vermene bij uEd. te wesen, blijve ick,

    Mijn Heer,
    UEd. onderdanichsten dienaer
    Wilhelm d'Oldenbarnevelt.

    Brussel, den 8 Augusti 1632.

    Adres: Aen Mijn Heer Mijn Heer de Groot tot Dockigshoede.

    In dorso schreef Grotius: Stoutenburgh, 8 Augusti 1632.

    Notes



    1 - Hs. U.B. Amsterdam, RK., coll. Diederichs 30 A j. Eigenh. oorspr. Beschadigd. Gedrukt Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap (gevestigd te Utrecht), XXIV (1903), p. 348.
    2 - Naar ik vermoed doelt Stoutenburg hier op Frederik Hendrik; men vergelijke het geen hij schrijft in zijn brief van 17 mei 1633 (no. 1840): ‘... ende meenen, dat Aries (= Frederik Hendrik) volmaeckt is.’
    3 - Dit doelt op Maximiliaan I (1573-1651), keurvorst van Beieren.
    4 - Albrecht von Wallenstein, hertog van Friedland (1583-1634).
    5 - Gustaaf II Adolf.
    6 - Hendrik, graaf van den Berg; zie III, p. 156 n. 8.
    7 - Stellig zijn schrijven aan de infante van 18 juni 1632; zie Knuttel, Pamfl. no. 4216 en Aitzema, Saken van Staet en Oorlogh I, p. 1194.
    8 - Gaston Jean Baptiste de France, hertog van Orléans.
    9 - Henri, hertog van Montmorency; zie III, p. 69 n. 2.
    10 - Gottfried Heinrich, Graf zu Pappenheim (1594-1632), keizerlijk aanvoerder in de Dertigjarige Oorlog.
    11 - Foppe van Aitzema (± 1580-1637), sedert 1617 resident van de Republiek te Hamburg.