Weinig dagen daarna [sc. nadat Frederik Hendrik over de benoeming van Grotius tot Zweeds ambassadeur aan het Franse hof was ingelicht] begeerde hij ook dat Reigersbergen wegens den toestant van eenige gewigtige zaken onderregting zouw verzoeken bij den heere de Groot zooverre dat zonder zijn nadeel zouw konnen geschieden, belovende wijders dat als een geheim bij zich te zullen behouden. Ter welke gelegentheit ook de heer Reigersbergen verder schreef aan zijn zwager [N.R. 8 Feb.]:
Ik verzoek in deze en andere voorvallen in opregtigheit met mij te handelen, gelijk ik ook met uEd. zooveel in mij is zal doen en met mijn beter weten zal ik u niet misleiden [Neque sciens fallam].2 Hetgene ons niet vrijstaat mede te deelen zullen wij bij ons houden, opdat wij in plaats van dank over en weder te begaan3 geen ondank krijgen. Ende altijt beter niet te doen dan hetgene schadelijk is.