eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    1986. 1635 februari 24. Aan N. van Reigersberch1.

    Mon frère,

    Naedat ick uE. op gisteren door den ordinarissen op Hollant hadde geschreven, soo heb ick goed gevonden dese over Rouaen te senden ende uE. te adverteren, dat den graeff van Brulon2, maistre de cérémonies, bij mij is geweest, om te weten mijne qualiteyt. Ick heb geseyt gesonden te zijn als ambassadeur van de coninginne ende 't Rijck van Sweden, uyt de volmacht, dye de heer rijcxcancellier daertoe is hebbende. Ende alsoo hij hyerin wat scheen te haperen, toonde ick copye van den bryeff van den heer rijcxcancellier aen den coning3 ende dede hem voorts verstaen, dat deselve volmacht van den heer rijcxcancellier bij den coning in 't ontfangen van ambassadeurs voor desen ende bij de ambassadeurs van Vrancrijck in het tracteren was erkent. Dat in Engelant de difficulteyt, dye daerop was gemaeckt, daernae was gecesseert ende de soon van de heer rijcxcancellier4 ontfangen als een conincklijcke ambassadeur - gelijck oock in Hollant -. Hyerop nam hij aen den coning, dye nu weder van de jacht in de stadt comt, aen te sprecken seggende, dat wat

    329

    mijne persoon aenging, den coning deselve hooch estimeerde, waerop ick seyde altijdt dancbaerheyt aen den coning getoont te hebben ende te sullen toonen daerbij vougende, dat ick quam met last bequaem tot het gemeene beste ende verhoopte goede intelligentie te planten tusschen d'heer rijcxcancellier ende de heer cardinael5. Hij seyde, dat het gerucht was geweest, dat sedert enigen tijdt deselve intelligentie nyet de beste en was geweest, waerop ick antwoorde, dat sulcx dickmael quam door quade geruchte, waervan d'onwaerheyt ondeckt sijnde de effecten soude cesseren. Dat men most hoopen, dat personagies, dye beyde hetselve wit hadden, op de middelen ende wegen wel soude accorderen. Hij seyde weder te sullen comen op Maenendagh. Aen eenige van mijn volck heeft den graeff van Brulon [geseyt], dat de ambassadeurs van de Staten-Generael6 mij zeer quade officiën doen, maer dat den coning mij nyet en laet te estimeren.

    Tot St. Denys den 24 Febr. n. st. 1635.

    UE. dyenstwillige broeder
    H. de Groot.

    Adres: Mijn Heer Mijnheer Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant In den Hage.

    In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 24 feb. 1635 wt St. Denys.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, U.B., coll. RK., H 17 l. Eigenh. oorspr.
    2 - Zie no. 1978, p. 316 n. 1.
    3 - Bijlage no. 6.
    4 - Johan Oxenstierna; zie no. 1977, p. 313 n. 2.
    5 - De Richelieu.
    6 - Johan de Knuyt en Dr. Adriaen Reyniersz. Pauw.