eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    2160. 1635 juni 25. Van N. van Reigersberch1.

    Mon frère,

    De leste tijdyngen, die wij hebben wt ons leger, sijn van den 21, donderdachmiddach; daechs tevoren was hetselve van Roosbeeck opgebroocken ende alsdoen gecommen aen de Dyle, twee uyren boven Leuven. Den viant hadde hem gehouden tegensover het leger van sijn Ex.tie2 in bataille, een valeye ende het waterken tusschen beyden. Dan sijn Ex.tie, sendende eenyge troepen hoger aen 't clooster Florival, dreven die de wackt van daer ende passeerde soo het heele leger, ende is den viant's nachts geretireert naer Leuven.

    Den 21 naermiddach marcheerde het leger voorts naer Issem, soodat het nu Paris als ons nader is, ende wij daerom voortaen vanhier, daer de tijdyngen beswaerlijck connen commen, niet sullen nieuws diesaengaende connen schrijven. Het lange vertouven tot Roosbeeck is geweest om provisie te doen van broot ende vivres, want d'onse, waer sij commen, alles opgegeten vinden, ende dat maeckt den intocht, hoewel den viant wijckt, beswaerlijck. Alles hanckt om aen de waterkant in Vlaenderen te commen, hetwelck den viant sal soucken te beletten, ende wij sonder dat niet van importantie connen wtrechten nochte van vivres werden versien. Vranckerijck kan met nieuwe troupes aff te senden het path daertoe seer faciliteren, hetwelck anders seer moyelijck, soo niet onmogelijck wesen sal. Het is te veel gedaen om daerbij te laten. Media via nulla via est etc.3.

    Graeff Willem4 heeft een tamelijck leger om op de comste van Gallas5 te passen, daer men met meer onseeckerheyt als voor desen van spreeckt. De Engelsche scepen sijn in zee, soo doen oock de Franse ende d'onse, ende wert

    47

    gevreest dat die, anderen ontmoetende ende de Franse voor de Engelsche niet willende strijcken in de Enge zee, daer sij dat recht pretenderen, licht moyte mochte vallen.

    Uwen soon, Dirck de Groot6, sal een frayen tocht doen, dan off eenyge belegerynge vallen sal, twijfele ick seer. UEd. sal moeten resolveren, waertoe hem gelieft te employeren.

    Het concept, dat uEd. met neeff de Groot voren hebt, van hem door den rijxcancelier7 te doen gebruycken, kan niet als voorderlijck sijn; maer dewijle alle publycke diensten bijsonder van heeren, ende dat van vremde, seer onseecker sijn, ende men tot een recours wel in eenyge faculteyt dient ervaren, soo weet ick niet, off ons neeff het juris studium, sonder dewelcke het politicum seer defectueux is, niet mede behoort hem ter herten te laten gaen; hetwelcke ick wensche, dat bij ons neeff Reigersberch8 oock werde geconsidereert ende bij uEd. beyde geïnculceert.

    Ons neeff Pieter de Groot9 kan ick niet mercken dat eenygen treck heeft tot de vaert; de militie soude hem wel behagen, soude oock daer wel toe dienen, want vrij wat woelych is ende niet te seer tot sitten genegen, waer hij wel despoost (?). Met hem sal men het meest sijn verlegen; hij is wacker van oordeel ende verstant, wel bespraeckt, capabel tot alles, daer hij hem toe sal willen begeven, maer heeft wat wint int hooft, die apparent nu niet sal minderen. Alle hetwelcke ick particularisere, opdat uEd. te beter considerere, waertoe soude wesen te gebruycken. Mij comt altemet voor, off hij in Sweden off elders in den dienst van die croon soude connen werden gebruyck; want om een goet advocaet te werden vreese ick, dat hem naersticheyt ende assiduiteyt sal ontbreecken. Bij die occasie is mij oock in den sin gevallen, off onder ende door den heer Spierynck10 hem tot finantiën sout connen emploieren. Hetwelck hier oock hebbe willen aenroeren om te toonen, dat ick het in alle vormen giete. Haestych off goet employ weet ick hier niet te voorsien. Hij heeft het bouckhouwen geleert ende is hout, daer men van alles van kan maecken.

    Tot Rotterdam is in de saecke aldaer niet gevordert11; de burgemeesters12 hadden mij belooft de eerste vroetschap het te proponeren, hetwelcke niet en is geschiet; excuseren dat veel was te behandelen ende den tijt ontbrack. Ick meene nyemant seer schotych daertoe is. Soo de vergaderynge scheide, soude ick nieuwe devoiren doen, hadde ick niet drie vier dagen door een cleyne defluxie aen den hals

    48

    het huys gehouden; soude hebben gesien, off bij Cimon13 voor Felix14 aengaende Serranus15 yet is te doen.

    Irenaeus16 is vrij wat becommert in Gracchus'17 tocht18; vreest de Scelt19 niet sal passeren, ende dat vivres20 sullen ontbreecken.

    Monsieur de Saumaise21 schijnt dat sal vertrecken; hij sal daer connen seggen, met wat menschen uEd. te doen heeft gehadt.

    Ick verlange naer brieven van daer; dese reyse tot mijn grote verwonderynge heb ick van uEd. niet gehadt.

    UE. dienstwillygen broeder
    N.v. Reigersberg.

    Desen 25 Iuny 1635.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB., coll. RK., M 4 g. Eigenh. oorspr. Gedrukt Rogge, Br. Nic. v. Reigersb., p. 179.
    2 - Frederik Hendrik.
    3 - Dit citaat heb ik in deze vorm niet gevonden; vgl. Cicero, Ad Att. X, 8, 4, 8: Medios esse non licet.
    4 - Willem, graaf van Nassau-Siegen; zie V, p. 180 n. 6.
    5 - Matthias, graaf Gallas, veldheer in het leger van Ferdinand II.
    6 - Grotius' zoon Diederik bevond zich voor zijn studie in het vaderland; hij leerde vestingbouwkunde onder Johan van den Bosch.
    7 - De Zweedse rijkskanselier Axel Oxenstierna; neef de Groot is Grotius' oudste zoon Cornelis.
    8 - Johan of Pieter, zoons van de in 1632 overleden rentmeester-generaal van Zeeland Bewester-Schelde; zij bevonden zich beiden te Parijs. Vgl. V no. 1977 en no. 1982, p. 324 en n. 4 aldaar.
    9 - Grotius' tweede zoon, die eveneens voor zijn studie in het vaderland verbleef; zie over hem V, p. 73 n. 5.
    10 - Petter Spiring Silvercrona; hij was raad van financiën van Zweden en met een zending naar de Republiek belast.
    11 - Het betreft Grotius' pogingen zijn achterstallige salaris als pensionaries van Rotterdam alsnog uitbetaald te krijgen.
    12 - Burgemeesters waren in 1635 Joost Adriaensz. van Coulster, Willem Allertsz. van Couwenhoven en Pieter Foppe van der Meyden.
    13 - Codenaam voor Staten-Generaal.
    14 - Pseudoniem van Grotius.
    15 - Schuilnaam voor Adriaen Pauw.
    16 - Pseudoniem van Nicolaes van Reigersberch.
    17 - Schuilnaam voor Frederik Hendrik; Grotius heeft er ‘Pr. van Orang(ie)’ boven geschreven.
    18 - Het woord staat in de tekst in cijfer: 77.73.12.57.28. met de ontcijfering door Grotius erboven geschreven.
    19 - De woorden ‘de Scelt’ staan in de tekst in cijfer: 189. 76.51.52.60.55 (moet zijn 77). met de ontcijfering door Grotius erboven geschreven.
    20 - De woorden ‘dat vivres’ staan in de tekst in cijfer: 277. 69.71.81.66.72.67. met de ontcijfering door Grotius erboven geschreven.
    21 - Claude de Saumaise -Salmasius-, hoogleraar te Leiden; hij stond met zijn collega Daniel Heinsius op slechte voet. Vgl. V no. 1822, p. 104 n. 8.