Mijn Heer,
Over vier dagen heb ick op den ordinaris tijt geschreven2. Desen comt met een extraordinaris om geen occasie te verliesen. Waer het hapert, en weet ick niet; tot noch toe heb ick uEd. schrijven van den 20 Julij noch eenych van versscher date niet ontfangen, hoewel bij verscheyden gelegentheden hier brieven aen andere comen. UEd. kan weten, off de mijne naer Zeelant sijn gesonden, waertoe ick ordre hadde gegeven, alwaer ick noch in acht dagen niet sal connen gaen; doch daer sijnde sullen mij wel geworden. Den wech over lant schijnt noch niet veil te wesen. De brieven van den ambassadeur Pauw3 weten den wech wel te vinden, dan gaen meest over zee. Ons ordinaris middel sal uEd. connen gebruycken, doch dient niet te wachten op de ordinaris dagen, maer altemet in avance te schrijven.
Hier doet men vast groot devoir om het gesurprenneerde fort4 te recouvreren, daertoe geen cleyne hope en is. Graeff Willem5 benadert ende beschiet het dapper met canons ende mortiers; het wt ende invaren sal haer qualijck connen werden beleth. Den cardinael-infante6 hout hem te Gelder, sijn leger in de Duffel ontrent den Rhijnstroom, alwaer alreede met schaersheyt van vivres werd geïncommodeert. Om daertegens te remedieren doen devoir om een brugge over [de] Rhijn te crijgen, waertoe men tot Ceulen ponten ende schepen heeft doen copen; doch men hoopt sulckx wel te beletten. Het quaetste is, dat onse macht door het verloopen van de Fransoisen, voornamelijck d'infanterie, seer vermindert ende den viant op secours wt Duytslant hoopt; hetwelck, indien de tijdynge7 van de nederlage van Gallas8 waer is, hem wel mocht failleren. Men verwacht hier, wat de grote macht, die den conynck van Vranckerijck9 te Chalon vergadert, sal opereren. Mijn lesten schrijven wt Pruyssen is van den 8/18 Iuly. Daer laet het hem aensien, dat men haest in de wapenen sal wesen. Den generael-veltheer van de croon Sweden, de la Guarde10, hore ick estimeren seer verstandych ende habil, oock van seer grote consideratie in dat rijck, een personnagie, naer men mij schrijft, vol
159
deuchden. UEd. kan considereren, hoe verde dienstych is sijne vrienschap te rechercheren.Met Caesar11, alsoo niemant van sijn volck hier comt, weet ick niet, hoe het staet; voor mijn vertreck sal ick hem spreecken. Sal met mijn gewonelijcke gebiedenisse eyndygen.
Desen 10 Aug. 1635.
De heer van Charnassé12 is eergisteren hier in Goeree gearriveert ende voorts naer het leger gereyst.
Adres: Mevrouw Mevrouw De Groot tot Paris.
In dorso schreef Grotius: 10 Augusti 1635 N. Reigersberg, Schenckenschans.