[Grotius hield vast aan] zijn eisch op de stadt Rotterdam wegens de wedde van zijn pensionarisschap, tot den tijdt dat hij in dienst van Zweden getreden was, en de vergoeding zijner gelede schade; ... schreef hij den eersten van Slachtmaand:
De tijdt ... betert die dingen niet en eindelijk betaalt men zulke eischen met verjaartheit.