Mijn Heer,
Den 10den Octobris schreef ick aen uE. onder couverte van Sr. Overbeeck2, dat ick uE. versoeck gecommuniceert hadde met eenen Christophoro Schradero3 tot Helmstadt. Heden 8 dagen voegde ick daerop 't gene mij doen eerst van gemeldten Schradero, ter oorsaecke van sijn afwesen uyt Helmstadt was geantwoordt, ‘twelck mij goedtgedacht heeft bij dese gelegenheyt sommierlick te herhalen, omdat ick uyt uE. laesten, die mij D. Cornelius de Groot4 voorleden Sondach behandicht heeft, verneme, dat uE. mijnen eersten noch niet en heeft ontfangen of welicht de voorgaende oock niet terecht en quame.
'T is dan alsoo, dat mij van D. Schradero met D. Calixti5 advys voor uE. gerecommandeert wert eenen Brandanus Daetri Hamburgensis6, tegenwoordich D. Calixti convictor, die hem sulck een getuychenisse geven van geleertheyt, vroomicheyt, gaven in 't preedigen, ende veerdige handt in 't schrijven, dat uE. nae alle vermoeden seer wel van hem sall connen gedient werden. Wanneer denn uE. soude mogen gesint wesen desen jongman te gebruycken, sall het nodich sijn, dat uE. literas vocationis op sijne persoon oversende, want men mij schrijft, dat men tot Helmstadt sonder dies niemandt de handen op en legge. Ick sal deselve, nae den ontfang, terstondt voortsenden. Ende D. Calixtus versekert ons, dat hij in sulcken vall des jongmans dimissie bij Fürst Eernst von Weimar7, wiens alumnus hij is, dadelick sall tewege brengen.
UE. soon Cornelius is eergisteren vanhier voortgereyst op Lübeck om mijnheer den cancelier tot Straelsondt te gaen soecken. Sedert de laeste nederlage der Saxischen is tuschen hun ende de Sweedtsen niet voorgevallen.
D. Narsius8 schrijft mij, dat hij gae nae Oost-Indiën te scheep als opper-
373
koopman, ende daer in 't landt als raedt. 'Tis met dien goeden man wel per varios casus etc.9.Men schreef hier als uyt den mondt D. Corvini10, dat de Fransche calvinisten 't besluyt van Alez geretracteert hadden, 'twelck gelijck het mij ongelooflick scheen, soo verneme ick nu uyt D. Cornelio, dat het abuys sij.
Mijne l. huysvrouwe11 schreef bij mijnen voorgaenden mede aen mevrouw de Groot, ende doet neffens Frère van de Wouwer12, Oudartius13, mij ende de andere vrunden alhier haere gebiedenisse aen uE., mevrouw, uE. huysvrouw ende dochter14, deselve alle Godes genadige toevoersicht bevelende.
UE. seer dienstwillige
Assuerus Matthisius.
Hamborgh, den 25en Novemb: 1635.
Adres: Mijn heer Mijn heer Hugo de Groot, Ambassadeur Ordinaris van de Coninginne ende de Croon Sweden aen den Coninck van Franckrijck tot Parijs.
loon.
In dorso schreef Grotius: 25 Nov. 1635. Matthisius.
En boven aan de brief: Rec. IV Jan. 1636 n. st.