eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    2735. 1636 augustus [29]. Aan N. van Reigersberch1.

    Nopende de Kerkgang en communie, heb ik dat altydt onderhouden, ende anderen geraden, als die zaak hun voorkomt met eenig intrest, als dan niet daar over te delibereren : maar daar op te denken, als die zaak op haar zelve staat; daar meen ik by te blyven, en weet zeer wel, dat tyden, plaatsen en persoonen veel daar toe konnen geven, ofte afnemen voor iemant die niet anders dan Gods eer, de waarheit en de zaligheit van zyn evennaasten voorheeft. Misschien zoude ik het hier doen en daar niet; misschien daar ende hier niet, naar dat de luiden zich zouden verklaren, en in opzicht van anderen dragen. By deze eenvoudige meening hoop ik dat God my zal bewaren.

    Notes



    1 - Gedeelt. gedrukt Brandt-Cattenb., Leven II, p. 84, waar de brief ‘ontrent het einde van Oogstmaandt’ gedateerd wordt. Daar Grotius zijn zwager gewoonlijk wekelijks schreef en er tussen 22 augustus en 5 september een leemte is, zal het fragment van 29 augustus zijn.