Mijn heer,
Ick verwachte nu retour op alle de mijne, die veele sijn in getale, den lesten van den tweeden deser lopende maent. Naer die van den vijffden Nov. heb ick geen ontfangen.
562
Aelianus2 is bij Numerianus3, met Numeriano selffs heb ick geen occasie gehadt te spreecken. Met Caesar4 staet het noch in de oude pointen.
Tusschen Hannibal5 ende Cimon6 wert gearbeyt tot indifferentie; Aristoteles7 vint quaet sonder sijn weten dat is begonnen.
Die door toedoen van Vindex8 met Simonides9 kennisse hebben gemaeckt sullen Aristoteles daervan openynge moeten doen; eenyge van Iovinianus'10 vrienden sijn daeronder, dat niet wel en comt om voor Iustinus11 wat te doen; mogelijck dat het sal werden verseth.
Negen oorloochscepen gaen in zee. Den viant heeft door onweder een conyncxschip, drie fregatten verloren.
Dat is al hetgene wij hebben.
Desen XI December 1636.
Ick verlange seer naer een cijfer.
Adres: Mijn Heer Mijn Heer De Groot, Raet ende Ambassadeur van de Coninginne ende crone van Sweden bij den Alderchristelijcksten Conynck.
In dorso schreef Grotius: 11 Dec. 1636 N. Reig.
En boven aan de brief: Rec. 15 Ian.