Mijn Heer,
UE. brief van den 14 Iuly2 ontfing ick den 26. Die van den 21 Iuly3 is mij door S.r Euskercken4 selve behandight.
Crayenburg5 sal ick vermaenen te doen dat uE. begeert. Hij heeft aen mijnheer Ponnica6 niet alleen een goed exempel, maer oock een groote patroon verloren. Wij hebben hier den grooten hofmeester7 van sijne Fürstl. Gen.8, aen dewelcke wij niet en sullen laeten hem te recommanderen. Ick meene, hij daer ofte in de Sweedsche legers seer goed advancement sal vinden ende ick en can hem met eere mijnheer den hertogh niet afnemen, bijsonder om hem te stellen bij een, die niet meerder is ende hem misschien soo veel gunst niet toonen en sal. Hij swijgt stil, is naerstigh ende doet hem beminnen.
455
Den tweede9 sal ick hyer promotie doen nemen ende gaen au palais ende kennisse maecken met goede advocaten, die hier vrij wat geleerder sijn als veele in Hollant, ubi cruda studia in forum propellunt10.
Met den oudste11 ben ick becommert, alsoo hij noch comt op ons ontbieden nochte schrijft. UE. heeft wel gedaen aen Aelianus12 daervan te schrijven. Ick sal van gelijcke doen.
Men claegt hier over mijnheer den prins van Orangie13 ende men seit, dat hij noit desseing op Vlaenderen heeft gehadt, alsoo gr: Heindrick14 heeft begonst te marcheren, soo haest sijne hoocheit te Rammekens was gecomen. Ick weet wel, dat het Fransche gelt gemanqueert heeft, ende wat onseeckerheden de zeetochten sijn onderworpen. UE. discours nopende 't gelt, dat men aen de palsgraven15 geeft, heeft apparentie.
Den grave van Licester16 seit mij, dat den graef van Northumberlant17 heeft twee hondert licentiebrieven voor de Hollandsche visschers. Nae Valerius18 oordeelt, sal die questie quaelijck connen werden geaccommodeert.
Wij hooren, Piccolomini19 Tionville is gepasseert ende in persone nu sieck is te Trier, sijn volck te Givets ofte daerontrent. 'T comt voor Vrancrijck wel, dat Landrecys den 23 sich heeft overgegeven, eenige weecken vrouger dan men meende.
De heer van Chastillon20 heeft aen de Mase eenige castelen ingenomen: Villaune, Dinan, Loupij, Chavanci, Brouenne. Dat leger, 't welck van M. de la Milleray21 ende 't schoone leger van den cardinal de la Valette22 sullen vrij wat groots noch dit jaer connen doen in Nederlant, insonderheit soo de Hollanders met twee legers willen arbeiden.
Dat van Venegië werd geschreven nopende de gelijckheit is gecontrouveert ende sonder fundament. Ick ben wel verseeckert van het contrarie. UE. doet wel mij te adviseren van die groote correspondentie van Nordianus' ambassadeur23 met Uffo24. Wilt mij doen weten, wat die man, die mij laest in uE. brieft heeft doen groeten25 van hem oordeelt.
456
'T is seecker, dat off secrete handeling off de negligentie van het publyck, die in Vrancrijck seer ordinaris is, Ermestein heeft doen verliesen ende d'heer Bannier26 gebracht in de swaericheit, die wij lang hebben gesien.
De ordre op de finantie, monstering, goede betaeling in de Vereenigde Nederlanden waer goedt, maer ick vrese veele gebreecken te verre sijn ingebroocken.
Luxum sequuntur quaestus publici noxii, libertatis incuria, adulandi certamen27.
Hamburg schijnt dat niet bequaem en sal sijn tot de conferentie door belet van den keiser28 die aen de stadt heeft geschreven nisi ars ea est Anglorum quo magis promissam operam tegant. Ick mercke wel, dat haer desseing niet goedt en is voor Swede. Volunt Angli se facere pacis arbitros et sine suo sumtu ac periculo pacem in suos usus vertere. Alle handelingen, die bij Brandenburg29 beleit werden, connen niet als quaedt sijn voor Sweden. Wij mosten andere middelaers hebben.
Ick wilde wel weten, wat fondament de stadt van Amsterdam ende andere steden van Hollant gebruicken om judicature te oeffenen over die in dienst sijn van de Unie. 'T can eenigh quaed beletten. 'T can oock quaed veroorsaecken. Maer de redenen, die ten beide sijde geallegeert werden, sal ick garen verstaen. Ick wilde wel weten, off men hout, dat van Schas30 nae de waerheit ofte bij faveur te sijn gegaen.
Men geeft ons hier groote hoope tot verovering van de Baia de Todos Sanctos. Die van de Compaignie sullen best weten, wat apparentie daertoe is.
Die sententie van 't parlement van Grenoble31 is een bouverie geweest van een galand, die al de vrouwen heeft willen obligeren, en leur donnant la quarrière soubs le couleur de pouvoir concevoir par un songe. 'T is hier verboden ende werdt op de autheurs geïnquireert. Te Grenoble is niet sulcx gepasseert.
Mons.r Euskercke seit mij, dat d'heer Knuit32 hier comt om ordre te stellen op Orangie ende dat van Santen33 bij provisie het gouvernement sal waernemen ad pubertatem usque van de soon34 van de heer van Donau35. Die uitstroyinge van mijne soon36 in twee dagen nae Parijs gecomen, is apparent
457
gecomen de l'humeur soudain de mons.r Knuit, die een ding maer halff verstaen [heeft] et incertis auctoribus rapporteert. Evenwel wilde ick wel weten, alsoo daervan in de vergadering van Hollant is gesproocken, wat Glarges37, Broeckhoven38 et eius factionis homines daerop hebben geseit.Ick houde Breda voor genomen considererende de advangie, die Hollant heeft tot sulcken belegering. Misschien wat daer noch bij valt.
Van Vrancrijck sijn de discoursen divers. De vrije cours van de brieven ge- ...... reert bij de noncen39, waeraen cleeft een groot deel van de vrijheit van de commerciën, doet veelen seggen, dat een tresves van vyer ofte vijff jaer op handen is. Ick heb een brief gesien van een eertsbisschop, conseiller d'estat, die sulcx asseureert40.
De retraicte met ordre van de heer Banier ende van desen twee van den hertogh van Weimar behooren bij wijsen soo veel geacht te werden als gewonnen bataillen. Ick meen, dat de heeren Banier ende Wrangel41 met dese nieuwe recreues uit Sweden cants sullen hebben om weder te keeren nae Saxen ende Misne, ofte om in des keisers eigene landen in te vallen.
Valerius' advysen aen mij gaen seer scrupuleux; alleen de advysen, die hij uit Duitschlant ontfangt ende mij oversent, sijn 't port ende 't leesen waert.
Ick hoop met mijn soon42 mijne papieren te ontfangen. Ick wilde wel, dat men mij twee copyen hier dede hebben van mijn pourtraict gemaeckt bij M.r Michiel43.
Vaert wel, den 31 Iuly.
D. Schmalcius44 schrijft mij, datter geen beletsel is van mijn soon weder bij mij te senden dan dat men heeft goed gevonden eerst de heer Spierinck45 te verwachten.
De Fransoisen hebben genomen Altkircke, een clein stedeke tien mijlen van Mompeliard. De Spaignaerden in Italië stercken seer Nise de la Paille ende Aignan.
Adres: Mijn Heer Mijn Heer van Reigersberg, Raedt in den Hoogen Raide in Hollant.
Met andere hand: ter Vere.
In dorso schreef Van Reigersberch: Broeder de Groot, den 31 Iuly 1637 wt Paris.