eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    3298. 1637 oktober 16. Van A. Matthisius1.

    Mijn Heere,

    Ick hebbe met verwondering vernomen 'tgene mij door Uwer Ed. broeder2 gecommuniceert is van Brandani3 comportement, omdat hij tot Hamborg mij verclaerde, dat D. Calixtus4 sich verheugt hadde door uEd. moderatie circa materiam S. Caenae, die hij seijde sijn E. gebleecken was uijt de copie van 'tgene uEd. aen mij dies aengaende geschreven hadde ende door mij aen D. Schraderum5 doorgesonden was, waerbij Brandanus doen oock genoech te kennen gaf, dat hij gesint was denselven voet te volgen, sonder sich met de controversiën hierover te bemoijen.

    Wat hem sedert tot dese veranderinge bewogen hebben, can ick niet bevrouden. 'T is mij seer leedt, dat hij hierdoor sich voor uEd. t'onbruijcke gemaeckt ende deselve genootsaeckt heeft, tot het versoucken van yemandt anders in sijn plaets te resolveren. Ende alsoo uEd. broeder nmij vraegde, of ick iemandt en wiste, die

    643

    uEd. tot dese charge soude mogen gebruijcken, hebbe ick sijne E. verclaert, hetwelck ick teffens aennam aen uEd. door te schrijven, dat ick tot Hamborgh familiaerlick gekent hebbe eenen Christianus Pijrnerus6 Maegdeburgensis, sijnde van Calixti discipulis, die onder den alumnis Overbeciorum7 tot Leijden oock eenigen tijdt gestudeert heeft, sijnes ouders omtrent 30 iaeren, seer vroom van wandel. Van sijne gaven in 't predicken can ick niet getuigen, maer dat weet ick, dat hij in eenige dorpen omtrent Hamborg somtijdts gebruijckt is ende, omdat hij sich beswaert vindt den kerckendienst onder de Luterssen aen te nemen, alsoo hij in doctrina Caenae et Justificationis 't geheel met ons houdt, sich aldaer tot noch toe met de paedagogie eerst bij S.r Bode8, ende nu bij de soonen van B.r van Eijtzen9 ende D. Ebeling10, heeft beholpen.

    Maer een bedencken isser, dat ick niet wel en sie, bij wien hij impositionem manuum sall cunnen becomen, ten ware uE. tevreden was, dat het geschiede van de remonstranten, omdat hij se niet en sal cunnen vercrijgen ab Helmstadiensibus, ten ware hij sich over de gemelde leerpointen verclaerde contrarij sijn gevoelen, 'twelck gelijck 't hem niet te vergen is, alsoo meen ik oock niet, dat hij daertoe sall cunnen resolveren. Ick hebbe eevenwel bij gebreck van andere materie tot andtwoorde op Uwer Ed. laesten van den 26en Septembris11 niet cunnen laeten 'tgene ick wiste in dese gelegenheijt bij te brengen.

    Wat ick verders hierin, of in eenige andere saecke ten dienste van uEd. vermach, daertoe sal deselve mij alletoos overwillich vinden. De Heere wille uEd. ende mevrouw de Groot, ende de gehele familie in sijne vaderlicke bescherminge behouden, onder mijne seer dienstige groetenisse.

    Uwer Ed. gans dienstwillige
    Assuerus Matthisius.

    Leijden, den 16 Octobris 1637.

    Adres: Mijn Heer Mijn Heer Hugo de Groot, ordinaris Ambassadeur van de Coninginne ende de Croon Sweden aen den alderchristelicksten Coning tot Parijs.

     

    In dorso schreef Grotius: 16 oct. 1637 Mathisius.

    Boven aan de brief: Rec. 21 (?) Nov.

    Achterop staat nog met andere hand: D. Schruderum12.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA. Eerste afd. coll. Hugo de Gr. Aanw. 1911 XXIII, no. 22. Eigenh. oorspr. Antwoord op een ontbrekend schrijven van Grotius dd. 26 september. Assuerus Matthisius -Sweer Matthijsen- was sedert 1631 remonstrants predikant in Den Haag.
    2 - Willem de Groot.
    3 - Brandanus Daetrius -Brandan Dätri-, Grotius' huispredikant, met wie moeilijkheden waren gerezen.
    4 - Georg Calixtus, luthers theoloog te Helmstedt.
    5 - Christoph Schrader; zie over hem VI, p. 364 n. 1.
    6 - Christian Pirner. In 1628 studeerde hij te Leiden.
    7 - Matthijs van Overbeke (†1638) was een vermogend koopman, tevens een man van studie en een Maecenas te Leiden. Hij onderhield vriendschappelijke betrekkingen met Barlaeus, Vossius en Georg Calixtus.
    8 - Matthias Bode, koopman te Hamburg.
    9 - Albrecht von Eitzen (1578-1653).
    10 - Niet geïdentificeerd.
    11 - Ontbreekt.
    12 - Er staat ‘Schruderum’; bedoeld is ‘Schraderum’; zie p. 642 n. 12.