eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    809

    3394. [1637 ± december 23] Van J.A. Salvius1.

    P.S.

    Jamjam dn. Davaux2 me visitavit cum secretario suo3 reverso. Perstat in uno nobis termino retinendo. De bello in regem Hungariae4 decernendo non putat fore controversiam. Forte etiam contenti erunt Galli Coloniae tractare et res suas Germanicas et nobis hic minorem legzto personam adjungere: modo nil concludatur, nisi simul utrobique.

    Cracovius5, residens Dn. Ordinum in Dania, hodie hac transiit ad prius officium negans sibi adhuc quidquam mandatum de foedere Gallo-Britannico, quod adhuc Hagae tractatum iri putat. Manebit tamen Haderslebiae in Holsatia per hyemem, ut, si quid sibi imperetur, hic adfore subito possit. Plura proxime.

    Notes



    1 - Hs. Leiden, UB., cod. L 1003. Eigenh. oorspr. Gedrukt Handelingen Maatsch. Ned. Letterk., 1862, p. 111. De vermelding van Cracou's doorreis naar Denemarken helpt ons dit postscriptum van een verloren gegane brief enigszins te dateren. Cracou schrijft namelijk op 19 december - zie bijlage no. 12 - en op 21 december uit Hamburg aan de Staten-Generaal. In een schrijven dd. 15 januari 1638 n. st. meldt hij zijn aankomst in Hadersleben op ‘den 25 der voorloeden maent’. De brief, waarvan ons slechts het postscriptum rest, moet dus tussen 21 en 25 december geschreven zijn. Johan Adler Salvius was Zweeds gezant in Duitsland, residerende te Hamburg.
    2 - Claude de Mesmes, graaf van Avaux.
    3 - De Meulles du Tartre.
    4 - Ferdinand III.
    5 - Karel van Cracou.