eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    3985. 1639 februari 19. Aan N. van Reigersberch1.

    Mijnheer,

    Ick ontfang twee brieven van uEd. nu op eenen tijd, van den lesten Ianuarii2 ende sevende Februarii3.

    Van des hertogs van Wimar4 comste is noch niet seecker. Soo hij comt, soo houde ick Brisac Fransch. Ick en sie geen lust tot vrede. Men multipliceert overal de beletselen. Illae mergentes sortem usurae5. In Hollant moeten nootelijck mettertijd ende misschien eer dan men meent tot iet quaeds uitbersten.

    De Westindische Compaegnie gelove ick, dat sonder subsidie niet wel en can bestaen, ende dunct mij, dat de voorslagh bij uE. vermelt niet vremd en is.

    Van de Hessische trouppen dunct mij niet waerschijnelijker als 'tgunt uE. seit. Op de saecke van de stadt ende 't lant van Luick wert hier gelet, ende nae mijne opinie sal dit jaer iet voorgenomen werden, dat daertoe sal dienen.

    Van de saecke van Schotlant heb ick geene goede opinie selff volgens het schrijven van d'heer Iohnsoon6 aen mij ende de discoursen van de Engelsche

    114

    ambassadeurs7 alhier. De saecken schijnen tot violentie te loopen. De Huguenotten alhier triumpheren over het afsetten van de bisschoppen in Schotlant apparentelijck oock haere volle broeders in Hollant.

    Men verlangt hier seer nae de comste van den Heer Cnuit8. Mijn heer Spierinck9 schrijft mij, dat hij mij uit het Hollandsch subsidie wil betaelen. 't Waer goed, soo dat haest gereed waere, want van 't gelt, dat hier resteert ende noch niet en is ingecomen, verstaet d'heer Heufd10 vijftichduisent te trecken, die hij in 't particulier voor mijnheer de rijcxcancellier11 voor de sijnen heeft verschoten, ende voorts tweeduisent rijcxdalers te geven aen Marin12, resident in Switserlant, bij ordre van den heer cancellier. Evenwel, soo het gelt van Hollant lang soude aenloopen, soude ick assignatie op monsieur Heufd moeten aennemen ende mij behelpen soo ick can. UE. gelieve voor de croon van Swede te doen, wat mogelijck is, ende voor mij nae sijne gewoonte te sorgen.

    Ick wensche om continuatie van goede verkiesing van vroedschappen tot Rotterdam ende recommandere uE. soo mijne saecke aldaer als alle de papieren. UE. soude niet geloven, hoe seer het mij doet iet daervan te missen.

    Van Valerius13 soude mij vremd geven. 't Is tegen de coustumen van Thucydides14.

    Uit Swede wert geschreven, dat de heer rijcxcancellier op Smalzius15 te onvrede is ende voorgenomen heeft hem te degraderen.

    Met d'heer Iohnsoon hoop ick, dat uE. door de occasie bij hem ende mij gegeven kennisse sal hebben gemaect. D'Heer Hogendorps overlijden16 doet mij wel gedenckende de vriendschap, die wij tegader hebben gehadt. Dese gemeene sorge over de kinderen17 sal, soo ick hoope, een naerder bant sijn tusschen uE. ende d'heer Spierinck. Soo het mogelijck is in dit stuck van subsidie wat sorge te draegen voor mij door goede vrienden, sonder de saeck heel op Aelianus18 te laeten aencomen, alsoo hij soowel als monsieur Heufd niet veel en dencken om anderen.

    UE. tweede brief doet mij geloven hier wat heimelijcx is gepasseert, hoewel bij den baes19 werdt gedesadvoueert om de gesellen te bedriegen. Die man20, die uE. meent, dat sich quaelijck soude connen extriceren, heeft te goeden rugge. Die wandeling van de naemen van de keiser21 ende coning van Spaignie22 is

    115

    gevaerlijck voor de vereenichde Nederlanden. Van de lust van de Hessische trouppes om haer in dienst te geven van den hertogh van Wimar sijn maer discoursen. Op 't lant van Cleef soo wels als van Luick dient wel gelet.

    Louys de Gere23, die bij de croon van Swede gebruict wert, heeft een proces voor den Hoogen Raide in materie van assecuratie, waerin mijn broeder24 advocaet is, die mij de nieuwe feiten heeft overgesonden ende gebeden de saeck te recommanderen, gelijck ick doe in quantum ius fasque est25.

    De coninginne-moeder26 heeft in Engellant een schrift uitgegeven seer beleefd tegen den coninc27, niet onbeleeft tegen den cardinael28, waerin sij desadvoueert een ander schrift29, dat in Vrancrijck onder haere naem heeft gelopen. Sij soect den coninc van Spaegnië ende den prins van Orangie30 beide te behaegen, sonder die, daer sij nu bij gelogeert is, te vergeten. Evenwel sie ick geen apparentie off van haer in Vrancrijck te doen comen off haer van hier onderhout te doen hebben.

    Geintercipieerde brieven van den hertogh van Lorraine31 toonen sijn groot mescontentement tegen de keisersche. Maer off dat soo verre sal gaen, dat het hem sal doen luisteren nae de Fransche propositiën, twijffele ick seer, alsoock off de hertoginne van Chevreuse32 op de abolitie, die men haer heeft gesonden, sal willen comen in Vrancrijck.

    Den hertogh van Espernon33 is sieck te Plassac ende Candale34 in Italië; den cardinael de la Valette35 seer melancholijck over dese proceduiren tegen den hertogh van Valette36, waerdoor dat huis, seer lang geluckigh, een onverwachts slagh heeft gecregen, tot vreuchd van veele geoffenseerde insonderheit van den prins van Condé37.

    Lahaie38, ambassadeur van Vrancrijck, gaet nae Constantinoplen, onder anderen met last om de saecken van de Venetianen te helpen accommoderen, waertoe goede hoope is.

    Den cardinael Bichi39 is van hier vertrocken met groote presenten ende tytel van comprotecteur van Vrancrijck. Want den principale protecteur is den cardinael Antonio40. Den coninc proponeert aen den paus41 eenige om daeruit een nieuwe

    116

    cardinael te maecken, waeronder den eertsbisschop van Bourdeaux42 de apparentste is.

    Men verwacht hier vanwegen den paus de gebenedijdde luier voor mijn Heer den daufijn43, maer den coninc door instructie van den cardinael de Richelieu wil hebben, dat die gesonden werden door Mazarino44, die voor desen hier nuntius is geweest ende met denselven cardinael wonderwel heeft geaccordeert. Den paus, die niet gewent is van anderen gedwongen te werden, can sich daertoe niet wel vougen.

    Al, dat ick hier verstae van Schotlant, gaet quaelijck ende loopt op extremiteiten, soodat mij dunct, dat wij op de hoope van alliantie met Engellant geen fundament en mogen maecken ende oversulcx het huis van de Pals blijft buiten resource.

    Men spreect hier, dat monsieur d'Estampes45 t'huis geroepen sal werden hebbende geen contentement gegeven van sijn beleit ende handeling over de Hessische saecken.

    Den hertogh van Wymar heeft Nozeroi ende St. Anne becomen, twee plaetsen in het graefschap van Bourgogne den prins van Orangie toecomende. St. Claude, een ander stedeke aldaer, handelt met sijn Fürst. Genade ende 't casteel van St. Ioux, principale sterckte van die quartieren, werdt belegert.

    All de legers ende plaetsen beseten bij sijne Fürst. Genade sijn vol van coren, wijn ende speck ende, soo men daer voortgaet, is groote apparentie van het heele graeffschap dit jaer te becomen. De resistentie is seer clein, eenigh volck van den vijant haer vergaderende bij Orsang onder den prins François46, den hertogh van Lorraine selff sich houdende te Remiremont. De keisersche bevelhebbers sijn veel nae Wenen om te beraedslagen, wat dit jaer te doen sal staen. Haer volck, dat in Franckenland heeft verwintert, werd te rugge getrocken nae Swaben. Sij voorsien van vivres ende crijgsnoodruft alles, wat bij den Bodenzee ofte Lac de Constance legt; solliciteren oock in haeren dienst de principale bevelhebbers, jae den hertogh van Wimar selve, van welcken inhout ick een brief heb gesien vol van groote beloften. Sijne Fürst. Genade47 schijnt noch niet hier te comen, maer een reise voor te hebben nae Brisac, welcke stadt van vivres seer wel is voorsien ende heeft den hertogh daer doen brengen dertich nieuw gegoten stucken geschuts.

    Wederholt, gouverneur van Hohentwiel48, heeft een stedeke Dutlingen becomen.

    Wij verstaen, dat de erflanden van het huis van Oostenrijck seer beswaert sijn met contributie.

    Den 19 Febr. 1639 tot Parijs.

    In dorso schreef Van Reigersberch: Broeder de Groot, den 19 Febr. 1639 tot Paris.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB., coll. RK., R 10d. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Antw. op nos. 3955 en 3966; beantw. d. no. 3997.
    2 - No. 3955.
    3 - No. 3966.
    4 - Bernhard, hertog van Saksen-Weimar.
    5 - Vgl. Livius, Ab Urbe cond., VI, 14. 7: mergentibus semper usuris.
    6 - Samson Johnson, hofpredikant van de koningin van Bohemen.
    7 - John Scudamore en Robert Sidney, graaf van Leicester, resp. ordinarius en extraordinarius Engels gezant te Parijs.
    8 - Johan de Knuyt, Zeeuws afgevaardigde ter Staten-Generaal, als Eerste Edele; zijn reis was als afgevaardigde van de prins.
    9 - Petter Spiring Silvercrona, Zweeds diplomaat in Den Haag.
    10 - Johan Hoeufft, bankier te Parijs.
    11 - De Zweedse rijkskanselier Axel Oxenstierna.
    12 - Charles Marin(i), Zweeds nieuwsagent betreffende Zwitserland en naburige landen.
    13 - Schuilnaam voor Ludwig Camerarius, Zweeds gezant in Den Haag.
    14 - Schuilnaam voor Axel Oxenstierna.
    15 - Peter Abel Schmalz, secretaris van Axel Oxenstierna.
    16 - Gijsbert van Hogendorp.
    17 - Diederick, Maria en Margaretha van Hogendorp.
    18 - Schuilnaam voor Petter Spiring Silvercrona.
    19 - Frederik Hendrik. Dat de prins bedoeld wordt, blijkt, dunkt mij, mede uit brief no. 3966, p. 86.
    20 - Johan de Knuyt.
    21 - Ferdinand III.
    22 - Philips IV.
    23 - Lodewijk de Geer; over deze kwestie zie men no. 3965, p. 84 n. 7.
    24 - Willem de Groot.
    25 - Men vergelijke de uitdrukking: Fas est, jus non est (A. Jouanneau, Recueil de Maximes et Citations latines, p. 142).
    26 - Maria de Medici; voor de titel van dit geschrift zie men no. 3983.
    27 - Lodewijk XIII.
    28 - Richelieu.
    29 - Zie no. 3984, p. 110 n. 13.
    30 - Frederik Hendrik.
    31 - Karel IV, hertog van Lotharingen.
    32 - Marie de Rohan, hertogin van Chevreuse.
    33 - Jean-Louis de Nogaret de La Valette, hertog van Epernon.
    34 - Henri de Nogaret de Foix, hertog van Candale.
    35 - Louis de Nogaret de La Valette.
    36 - Bernard de Nogaret de La Valette.
    37 - Henri de Bourbon, prins van Condé.
    38 - Jean de la Haye, seigneur de Ventelay et de la Bouselle.
    39 - Allessandro Bichi.
    40 - Antonio Barberini, nepoot van paus Urbanus VIII.
    41 - Urbanus VIII.
    42 - Henri d'Escoubleau de Sourdis, aartsbisschop van Bordeaux.
    43 - Lodewijk XIV.
    44 - Jules Mazarin.
    45 - Jean d'Estampes, markies van Valençay.
    46 - Waarschijnlijk François Nicolas, hertog van Lotharingen; zie no. 3979, p. 106.
    47 - In de tekst gaan nog eens de woorden: ‘Sijne Fürstelijcke Genade’ vooraf.
    48 - Konrad Widerholdt.