eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    5671. 1642 april 8. Aan G.J. Vossius.1

    Vir eximie,

    Venit ad vos Sorberius,2 quem multa commendant: primum avunculus Samuel Petitus, vir scriptis suis cognitus et nunc in Josepho edendo laborans,3 deinde bona indoles et non spernendi profectus in studiis. Mercerus4 ei legenda quaedam Socini et socinianorum dederat. In iis cum quaedam ipsi allubescerent, coepit sua de illis cogitata aperire aliis paris aetatis. Pervenit id ad aures Carentoniorum,5 quorum est vis odora. Purgavit se quantum potuit. Sed effugere non potuit, quin et fama eius laceraretur et auferretur ei locus quem habebat satis commodum in nobilibus quibusdam adolescentibus instituendis.6 Nec facile alium reperiet locum. Ita omnia illi per ministrorum susurros abrepta sunt. Usus sum fideli eius opera in

    176

    describendis meis quibusdam nec omisi monere eum, ut a novitatibus nihil profuturis sibimet temperaret. Tandem consilium coepit adeundi Batavos, ut ibi aut pueros instituendo aut ex Latino in Gallicum aut contra aliquid vertendo aut corrigendo specimina typographica aut alio quolibet labore tenuem sibi victum paret. Te igitur rogo, ut pro summa tua bonitate consilio adiuves homo hominem, eruditissimus amantem eruditionis, senex iuvenem.

    Nostri omnes vos et vestros salutant,

    Claritudini vestrae addictissimus,
    H. Grotius.

    Lutetiae, 8 Aprilis 1642.

    Adres (volgens de uitgave der Epist.): Gerardo Joanni Vossio.

    In de marge van de copie te Rotterdam: D. Vossio.

    Notes



    1 - Gedrukt Epist., p. 708 no. 1564. Copie Rotterdam, GB, RK, hs. no. 674, f. 40r. Gerardus Joannes Vossius (1577-†17 maart 1649) studeerde theologie aan het Statencollege te Leiden. In 1600 werd hij rector van de Latijnse school in Dordrecht. Mede dankzij de steun van Grotius keerde hij in 1615 terug naar Leiden. Tot zijn ontslag als regens van het Statencollege (1619) doceerde hij hier theologie. In 1631 ontving hij de benoeming tot hoogleraar in de geschiedenis en de welsprekendheid aan het Athenaeum Illustre te Amsterdam (Rademaker, Life and Work of G.J. Vossius, Assen 1981; Biografisch Woordenboek van Nederland II, p. 597-598).
    2 - Samuel Sorbière (1615-1670), zoon van Etienne Sorbière en Louise Petit, had begin april 1642 zijn Parijse vrienden laten weten dat hij van plan was de koets naar Calais te nemen en vandaar door te reizen naar de Republiek (Cioranescu, Dix-septième siècle III, p. 1869-1870; Pintard, Libertinage, p. 334-343).
    3 - Samuel Petit (1594-1643), predikant en professor te Nîmes. Enkele van zijn historisch-filologische werken waren in Parijs uitgegeven, maar tot een uitgave van zijn aantekeningen bij Flavius Josephus is het nooit gekomen. Het manuscript bevindt zich nu in Oxford, Bodleian Library no. 4141-2 (Summary Catalogue of Western mss II 2, p. 864-865).
    4 - Edmond Mercier onderhield in Parijs een pension dat vooral door Poolse studenten werd gefrequenteerd. Van hen had Mercier verschillende werken ontvangen die in Rakow, het intellectuele centrum van het socinianisme, waren uitgegeven (L. Chmaj, ‘Samuel Sorbière et Wiszowaty’, in BSHPF 77(1928), p. 151-155).
    5 - In Charenton was de Parijse protestantse gemeente gevestigd.
    6 - Nadere bijzonderheden over de problemen, waarin Sorbière zich in Parijs verwikkeld had, zijn aan te treffen in een brief die Claude Sarrau op 11 april 1642 aan André Rivet schreef (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau I, p. 111-114). Met behulp van deze brief valt te achterhalen dat Sorbière tot voor kort pedagoog was in het huis van wijlen Louis de Champagne (†1636), graaf van La Suze, een vooraanstaand protestant die zijn militaire loopbaan had afgesloten als gouverneur van Montbéliard (DBF VIII, kol. 297-300).