eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    251

    5740. 1642 juni 7. Aan [P. Spiring Silvercrona].1

    Mijnheer,

    Hoewel de cardinal de Richelieu gebracht is uit de stadt van Narbonne, wiens lucht aen zijne Eminentie schadelijck wierd geoordeelt, nae een casteel ontrend Bezenas,2 alzoo nochtans de geswellen niet op en houden ende veele daegelijckze quellinge daerbij coomen, werd getwijfelt aen 't wederbecomen zoo van zijne gesontheyt als van zijne autoriteyt. Dezelve cardinal de Richel(ieu) houd bij zich den cardinal Mazarin ende vertrouwt sichselven aen niemand anders. Te hoof spreeckt men van de coninginne-moeder weder t'huis te laeten comen, waertoe den biechtvader3 oock raed tot gerustheyt van 's koonings consciëntie. Den coning en zend niet meer om den cardinal te besoucken als voor deesen. Ende de coninginne, des conings huisvrouw, blijft bij de kinderen, hoewel den cardinal door madame d'Eguillon4 de coninginne had doen raeden te obediëren op hetgunt den coning - dat is de cardinal in 's konings naem - daerop had gescreeven.

    De hoope van Perpignan gaet wat terugge. Gevangenen uit de stadt zeggen dat elf oncen brood daegelijckx aen de soldaten werden uitgedeelt en dat men meent dat hetzelve kan duiren tot half Augustus. Daerenbooven hebben die van de stadt in een uitgeval genoomen een groot getal paerden, die tusschen het leeger ende de stadt weiden. Eenige zeggen tot twee-, andere tot vierhondert, dewelcke sij in 't soudt geleght hebben ende tot spijs gebruicken. Den cooning siende dat voor Perpignan niet en is te doen, is gegaen nae Coluure om zijne vloote te sien.

    Don Melos met ontrent XXX duisend man zoo men meent, treckt in Champagne. Men weet noch niet of het is om steeden te belegeren of om een intocht (te) doen diep in het land, eer de graeve van Harco(ur)t, die XII duizent man of wat meer bijeen heeft, sich versterckt.5 Du Hallier had wel ordre sich bij den graeve van Harcourt te vougen, maer alzoo hertoch Carel met een taementlijck leeger is in Lotthering, schijnt nu dat die ordre sal moeten verandert werden.6 Ende van de ban ende arrière-ban is niet veel te verwachten, elck edelman zijne onmacht allegerende alzoo zij opgegeten zijn door hetgunt gegeven moet worden tot de subsistentie van de zoldaeten.

    Motte-Odincourt niet hebbende Tortosa kunnen belegeren, meent een intocht te doen in Arragon, maer de cooning van Spaignie comt met macht derwaert.7 De heer Ransou is in

    252

    den slach bij Guise gequetst ende gevangen.8 Wij hooren dat hertoch Carel heeft bij sich 2 duisent paerden, vijftienhondert man te voedt ende verwacht meer volckx.9

    Uwer Heerlijcheyts dienstwilligste.

    7 Juni 1642.

    Bovenaan de copie staat in andere hand: d. 7 Jan. [sic ] 1642.

    Notes



    1 - Het origineel dat vermoedelijk weer een copie is van een niet teruggevonden nieuwsbrief aan Nicolaes van Reigersberch dd. 7 juni 1642, is verloren gegaan. Copie (zonder adres en ondertekening), afkomstig uit de briefwisseling van Grotius met P. Spiring Silvercrona, aanwezig te Stockholm, RA, Extranea 25, dd. 7 januari [sic] 1642 (bijlage bij een brief van P. Spiring aan A. Oxenstierna, zonder datum).
    2 - De kardinaal verliet Narbonne op 27 mei. Over Béziers werd de zieke naar Pézenas vervoerd (Lettres Richelieu VI, p. 924).
    3 - Het is niet zeker of het hier gaat om de abt van Bonnefons, de biechtvader van de koninginmoeder, of om 's konings biechtvader Jacques Sirmond S.J.; vgl. no. 5741 (Lettres Richelieu VI, p. 760 en p. 932-933).
    4 - Marie-Madeleine de Vignerot, hertogin van Aiguillon, hield haar oom kardinaal Richelieu op de hoogte van de ontwikkelingen aan het hof te Saint-Germain-en-Laye.
    5 - Van de twee legers die het noorden van Frankrijk moesten verdedigen tegen een inval van troepen van don Francisco de Melo, was na de slag bij Honnecourt alleen het Picardische leger van de graaf van Harcourt nog in staat van paraatheid.
    6 - De Lotharingse gouverneur François de l'Hospital, sieur du Hallier, bleef op zijn post. Ondertussen werd nagegaan of met het restant van het verslagen leger van de graaf van Guiche een nieuw hulpleger was te vormen (Lettres Richelieu VI, p. 925-936).
    7 - Philippe, graaf van La Mothe-Houdancourt, zette koers naar de omgeving van Lérida (Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 210-212).
    8 - Luitenant-generaal Josias Rantzau (1609-1650), heer te Bothkamp, diende achtereenvolgens in de legers van de Republiek, Denemarken en Zweden, om vervolgens in 1635 dienst te nemen in het Franse leger. Bij Honnecourt werd hij door de Spanjaarden gevangen genomen (ADB XXVII, p. 281; Episodes Guébriant, p. 371-374).
    9 - Volgens de Gazette 1642, no. 75, dd. 7 juni 1642, had hertog Karel IV van Lotharingen zijn troepen verzameld in de buurt van Vaudrevange (tegenw. Wallerfangen in Saarland).