eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    5955. 1642 november 15. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    Doen ick in Hollant waer, heb ick claerlijck gespeurt dat veele met mij deden als Martialis zegt:

    utile quod nobis, do tibi consilium.2

    518

    Ick hoope door Godes hulpe beter raed bij mijzelve te vinden ende wel te doen. In uwe Ed. questie met de heer Spierinck3 heb ick gedaen dat redelijck was, ende had uwe Ed. wat meer courage gehad, 't en zoude aen mij niet ontbroocken hebben. Gelijck andere mijne brieven met goede intentie aen andere hebben gecommuniceert, zoo doe ick mede.

    Tusschen Hollant ende Zeelant waer wel wat goeds te doen, inzonderheit om de gedeputeerde van de generaliteit nutter te maecken tot het gemeene beste.4 Maer ick en meene niet dat het zal succederen, considererende 't interest van de machtigen ende de zwackheit van de anderen, die zeer tastbaer is. Evenwel is mij lief dat d'heer Beaumont, die Hollant ende Zeelant wel kent,5 daerin werdt gebruickt.

    't Schijnt dat des conings partij in Engelant door de macht van het parlement te landt ende te water ende door correspondentie met Schotlant, die vaster ende vaster werdt geknocht door den kerkelijcken bant, geschapen is terugge te gaen tenzij God extraordinairelijck daerinne voorzie, gelijck ick hoope. Men meent de intentie van de coninginne van Engelant is geweest volck, canon, wapenen ende buspoeder te Newcastel aen te zetten ende voorts te gaen nae Vrancrijck, alwaer haere Majesteit wel goed onthael,6 maer weinigh hulp heeft te verwachten, niet dat men niet en verstaet de quade consequentie voor alle coningen, maer dat men hier progressen verhoopt te doen die bij 't hoff van Engelant, zoo het voor dezen was, niet en zouden geapprobeert geweest zijn.

    Den ambassadeur van Vrancrijck die in Hollant is geweest, comt hier om instructie tot veele zaecken, meest op de continuatie van de alliantie ende het oorlogh.7 Men druckt hier boecken van 't recht van den coning op Lorraine, gehaelt uit de tijden van Charlemagne.8

    15 November 1642.

    In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 14 [sic ] Nov. 1642 uyt Paris. Utile quod nobis, do tibi consilium.9

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 29g. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Tezamen met no. 5956.
    2 - Martialis, Epigr. 5, 19, 18.
    3 - De kwestie met de Zweedse resident Petter Spiring Silvercrona gaat terug op oud zeer uit het jaar 1639; zie dl. X van de Briefwisseling, en Brandt-Cattenb., Leven II, p. 227-229. De zaak werd weer opgehaald naar aanleiding van de door Grotius in zijn Votum openbaar gemaakte brief van Frederik Hendrik, zie no. 5919.
    4 - Het initiatief van Holland en Zeeland om ter verdediging van de eigen politiek in de Engelse geschillen hun gedelegeerden ter generaliteit van beperktere instructies te voorzien.
    5 - Simon van Beaumont (1574-1654), pensionaris van Middelburg 1606-1634, en sinds 1634 de opvolger van pensionaris Grotius in Rotterdam (NNBW I, kol. 262-265). Van zijn Zeeuwse ervaring werd door de Staten van Holland gebruik gemaakt (Res. SH, dd. 26 november 1642).
    6 - Koningin Henriëtte Maria kreeg op 27 oktober in Den Haag het goede nieuws te horen dat zij in het land van haar broer Lodewijk XIII welkom was.
    7 - In het voorjaar van 1643 keerde ambassadeur Gaspard Coignet, sieur de La Thuillery, met nieuwe instructies naar zijn standplaats terug.
    8 - Het zal Grotius niet zijn ontgaan dat Pierre Dupuy en zijn medestander Théodore Godefroy al geruime tijd bezig waren met het aanleggen van een collectie ‘traités touchant les droits du roi très chrétien sur plusieurs états et seigneuries possédées par divers princes voisins’. In hun voetspoor werkten andere verzamelaars zoals Charles Hersent, Jacques de Cassan en Louis Chantereau-Lefèvre. Van de laatste verscheen in 1642 een historisch werk getiteld Considérations historiques sur la généalogie de la maison de Lorraine; vgl. Les sources de l'Histoire de France XVIIe siècle, IV, p. 257-259.
    9 - Supra, n. 2.