eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    6000. 1642 december 13. Aan [P. Spiring Silvercrona].1

    Wij horen hier dat het casteel van Tortone is in de Fransche handen,2 dat de paix tussen den paus en den hertoch van Parma3 is ghemaeckt in dier voughen dat Castro sal ghestelt worden in handen van den hertoch van Modena, dat voor het toecomende jaer den marescal de La Melleraye4 en den vicomte de Turene5 sullen commanderen in Italië, dat de legers van Catalonië sijn gelegt in de garnisoenen.

    Hier is noch ghene sonderlinghe verandering anders als dat Treville weder te hove comt6 en dat de andere capiteynen van 's coninx guarde is belast haere officiën sich niet quijt te maecken contrari de last die gegeven was bij 's cardinaels leven.

    Uyt het oudt testament van den cardinael de Richelieu,7 'twelcke zijne volle forme hadde, en 't laetste, 'twelck den cardinael niet en heeft gheteickent door swackheyt van sijnen arm,8 sal questie rijsen en heeft alrede den mareschal de Bressé teghen de hertoghinne van Esguillon,

    569

    nu hertoghinne van Richelieu,9 hooghe woorden ghehadt, omdat sij bij het laetste, dat te Parijs is gemaeckt, bovenmaeten is geadvantageert en becomt seshondertduysent gulden jaerlijx incomen. Alle de beneficiën die den cardinael de Richelieu hadde, heeft hij ghemaeckt aen sijn broeder den cardinael van Lyon.10 Den cardinael Mazarini heeft aen beneficiën incomen tot 25 duisent croonen. Den coninck in 'tgunt de officiën aengaet volget niet t'eenemael de wil van den overledene. Want het admiraelschap en 't gouvernement van Rochelle en pays d'Aunis heeft hij niet gegheven aen den marquis de Brezé, aen denwelcken het den cardinael hadde ghelaeten, maer aen den vader, den mareschal de Brezé, die niet bij den cardinael bemint is gheweest om sijn vrijmoedich spreecken.11

    De declaratie teghen 's coninx broeder12 is gheregistreert, maer niet ghepubliceert, 'twelck op sijne bede is opghehouden. Hij sal behouden sijn apannagie ende incomen, werdt quit het gouvernement van Auvergne ende sijne guardes soo van gens d'armes als van chevaux légers, mach niet coomen te hove dan bij speciale permissie van den coninck in schrifte, noch eenighe administratie hebben over des coninx kinderen, soo de saecke quam soo te vallen, als sijnde incapabel.

    Meest alle de mareschaux de France arbeiden voor de vrijheit van Bassompiere en Vit[r]y.13 Den coning heeft het niet afgeslagen, maer wtgestelt.

    Den coning van Vranckrijck geeft Tortona aen prince Thomas, 't gouvernement van Britannië aen den mareschal de La Milleraye.

    Bovenaan de copie staat: Paris, den 13 December 1642.

    Notes



    1 - Het origineel dat vermoedelijk weer een copie is van een niet teruggevonden nieuwsbrief aan Nicolaes van Reigersberch dd. 13 december 1642, is verloren. Copie (zonder adres en ondertekening), afkomstig uit de briefwisseling van Grotius met P. Spiring Silvercrona, aanwezig te Stockholm, RA, E 1014 (bijlage bij een brief van P. Spiring Silvercrona aan J. Oxenstierna dd. 13/23 december 1642).
    2 - De Gazette 1642 meldde de verovering van Tortona in aflevering no. 159, dd. 13 december 1642. Vijf dagen later verscheen een ‘extraordinaire’ met een ‘Relation du siege et prise de la ville et chasteau de Tortone par l'armée du roy’.
    3 - Daarentegen kwam dezelfde Gazette, no. 159, met het nieuws dat de besprekingen over de toekomst van het hertogdom van Castro aanleiding hadden gegeven tot een hooglopende ruzie tussen de vertegenwoordigers van Frankrijk en Spanje.
    4 - Charles de La Porte, markies van La Meilleraye, werd gouverneur van Bretagne (Mémoires de Montglat I, p. 400). In mei 1643 vroeg de veldmaarschalk ontheffing van zijn legertaken.
    5 - Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, ging het volgend jaar bevel voeren in het leger van prins Tommaso Francesco van Savoye (Lettres Mazarin I, p. 176 en p. 197-198).
    6 - Aan het hof van Lodewijk XIII verschenen kort vóór de jaarwisseling weer personen die bij Richelieu († 4 december 1642) in ongenade waren gevallen. Onder hen 's konings gardecommandant Armand-Jean de Peyre, graaf van Troisvilles (Tréville).
    7 - Het testament dat Richelieu op 23 mei te Narbonne ten overstaan van een notaris had laten opmaken (Du Mont, Corps. Dipl. VI, 1, p. 248-253). Tegen deze tijd begon de kardinaal al zoveel last van zijn rechterarm te krijgen dat het zetten van een handtekening hem de grootste moeite ging kosten. Aanvankelijk - begin mei 1642 - noteerde de secretaris onder de uitgaande stukken van Richelieu: ‘Ce que dessus a esté dicté par Son Eminence’; naderhand liet men deze aanduiding achterwege (Lettres Richelieu VI, p. 908 en p. 912).
    8 - Vermoedelijk een op het sterfbed gedicteerde laatste beschikking.
    9 - Maarschalk Urbain de Maillé, markies van Brezé, die door zijn huwelijk met Richelieu's zuster Nicole du Plessis, gelijke rechten pretendeerde te hebben als Marie-Madeleine de Vignerot, hertogin van Aiguillon (en niet zoals Grotius schreef ‘hertoghinne van Richelieu’); zie no. 5986.
    10 - Kardinaal Alphonse Louis du Plessis de Richelieu, aartsbisschop van Lyon 1628-1653.
    11 - Richelieu had het admiraalschap toegedacht aan zijn jonge neef Armand-Jean de Vignerot du Plessis, thans hertog van Richelieu. Deze beschikking maakte de koning ongedaan. Maar in tegenstelling tot hetgeen Grotius bericht, werd de waardigheid niet aan de maarschalk van Brezé gegeven. Het was diens zoon, de Franse vlootofficier Jean-Armand de Maillé-Brezé, hertog van Fronsac, die met de eer ging strijken (Mémoires de Montglat I, p. 400).
    12 - Het tegen Gaston van Orléans gerichte koninklijke besluit van 1 december 1642. Vier maanden later oordeelde koning Lodewijk XIII heel wat milder over de ‘incapacité’ van zijn broer; vgl. Mémoires de Montglat I, p. 404).
    13 - In de Bastille wachtten de maarschalken François de Bassompierre (1579-1646) en Nicolas de l'Hospital (1581-1644), markies van Vitry, op het uur van hun vrijlating. Aanvang 1643 kwamen zij vrij (Cardinal de Retz, Oeuvres, p. 151 en p. 1268).