Mijnheere,
Verleden weecke heeft den heere ambassadeur Joachimi,2 die nu onlangs wt Engelant alhier is aengecomen, aen de heeren Staten-Generael relatie gedaen, bestaende meest in particulire saacken. Nemende sijn afscheit van sijne Mayestijt van Engelant, en heeft deselve tegens hem in 't geringste niets gesegt van den tegenwoordigen toestant in Engelant, maer sich alleen bedanckt van de eere ende tractement die de coniginne alhier word aengedaen.
Des parlements alhier tegenwoordigen agent Wolter Stricklant3 heeft aen sijne Hoo-
39
cheit nu onlangs eenig schrijven van sijne principalen verhandreyckt. Ende alhoewel die niet anders in sich hadden als complementen ende Stricklants persoon bij sijne Hoocheit legitimeerden, soo heeft nochtans de coniginne, verwittigt sijnde dat sijne Hoocheit die hadde aengenomen, sich heftig daerover geformaliseert ende sulcx alsohaest door een van haere ministers bij hem exaggereren laeten, voorgevende dat daerdoor aen den coning een merckelijcke vercleininge aen sijne Mayestijt was geschiet, naedemael het parlement geen macht en hadde, sonder desselfs weeten en consent, eenige besendinge buitenwaerts het rijck te doen. Hierop, als Stricklant ettelijcke dagen daernae weder om audiëntie heeft aengehouden, soo heeft sich sijn Hoocheit tegens hem excuseren laeten op de nootwendige affairen daer hij mede geoccupeert was; 'twelck, ende dat hij sich soo opentlijck partial betuygt, hem quaelijck bij de heeren Staten word afgenomen.Ondertussen is de coniginne nu wederom reisvaerdig4 ende heeft de heeren Staten aendienen laeten dat sij binnen 5 à 6 dagen seeckerlijck gereet wilde wesen, met versoeck dat men het convoy voor haer soude willen vaerdig houden. Daerop nae Zeelant is geschreven, ende also den admiral bij sijn lest wtloopen aenbevoolen is geweest sich alle 14 dagen aen den wal vinden te laeten, soo heeft het sich toegedragen dat hij nu juyst met 7 schepen bij der hand is geweest, dieswegen hem belast is geworden tot op verdere ordre te blijven liggen. Ondertussen is het gemeene volck ende de cooplieden in de steden seer verbittert op de coninginne, haer gevende de schult van het groot verlies dat sij nu een tijtlang herwaerts in de zee van de Duinckerckers geleden hebben, veroorsaeckt doordien sij het voorgaende convoy soolange tevergeefs heeft doen ophouden.
Met de cheur-Ceulsche tractaten is men in 't werck,5 ende hebben haere Hoog Mogende seeckere personen gedeputeert om daerinne te negotiëren, met wat succes leert den tijt.
Ick blijve, mijnheere,
u. Exc.tie dienstwilligste.
Den 19 Ianuarii 1643.
Bovenaan de brief schreef Grotius: [Rec.] le 28 de Janvier 1643.