eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    250

    6204. 1643 mei 8. Van P. Pels.1

    Mijnheer,

    Uyt den brieff van u. Exc.cie2 hebbe gerne verstaen wat in Vranrijck passeert.

    Hier en hebben wij geene sunderlinge veranderinge, alleen dat men oogenschijnlijck siet dat men souckt Dansick te straffen, die ooc well wat verdient hebben. De brieven van den coning van Polen, den palatin van Posen, den veltheer Conitspolski met 16 van de evangelische senattoren en hebben in faveur van Ruarus3 liberteyt van consciëncie niet konnen verrichten. Maacken alsoo sooveel vijanden alsij vrienden sauden hebben konnen. Den geest van doctor Luther en maacket niet anders. Sij beginnen ooc de novo de Nederlanders te plagen, willen hun met eenen ondoenelijcken eet beschrancken,4 namentlijck aen honorabele lieden die 20, ja 30 jaeren hier gewoont, daer niet op en valt te seggen, die sullen sweeren hun wetten niet te violeeren, daer het hun vrij staet te straffen die deselve overtreden. En soo sij dien absurden eet niet doen willen ome tot discrecie van hongerige instigatoren vor meyneedigh aengeclagt te worden, soo moeten se de stadt quitteren en nogh het thiende van all haer verlaetenschap achtterlaeten.

    De stadt Elbing is tollvrij dor de gantse croon Polen, tracteren ooc dor den coning met den churvorst van Brandeborgh ome sulckx in der Pilauw ooc te worden,5 en geloove dat Baudis naer Dennemarcken is ome met dien coning in de Sondt hetselve te doen, alles aengesien ome Dansick tot obediëncie te brengen en 't is den rechten slagh soo het aengaet.6

    Den landdagh tot Berlin was well vergaen. Den churvorst was vertrocken naer Custrin en vandaer den cantzler Göts en Lychtmaer gesonden naer Stettin ome te voltrecken de amnistie,7 de heer vorweser van Crossen8 aen den coning van Dennemarcken en de heer Wesenbeek naer Francfort am Meyn.9 De Heere geve goet succes.

    Blijvende, mijnheer,

    u. Exc.cie diener,
    Paulus Pels.

    8 Mayo 1643, Dansick.

    251

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 3 Iunii.

    En in dorso: 8 Mey 1643 Pels.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 16 (1643, 3). Eigenh. oorspr.
    2 - De brieven van Grotius aan Pauwels Pels ontbreken.
    3 - De stad Danzig tolereerde niet langer de aanwezigheid van de sociniaansgezinde predikant Martinus Ruarus binnen haar muren. Voor koning Wladislas IV, Krzysztof Opaliński (1609-1655), ‘wojewoda’ van Poznań, Stanisƚaw Koniecpolski en een aantal Poolse senatoren gaf dit voorval de doorslag om de fel lutherse raad van Danzig tot wat meer matiging jegens andersdenkenden te bewegen. Zie voor de godsdienststrijd in de stad, H. Neumeyer, Kirchengeschichte von Danzig und Westpreussen in evangelischer Sicht I, Leer 1971, p. 120-147, en A. Jobert, De Luther à Mohila, Parijs 1974, p. 375-400.
    4 - Een eed werd verlangd van de sinds jaar en dag in het land wonende Hollands-Friesche kolonisten (Aitzema (fo) II, p. 924).
    5 - De door keurvorst Friedrich Wilhelm van Brandenburg beheerde tolkantoren te Pillau (tegenw. Baltiysk) en Elblag (Urk. u. Act. I, p. 86-89). Verzet tegen de heffingen kwam vooral van de inwoners van Litouwen (A.S. Radziwiƚƚ, Memoriale III, p. 129).
    6 - Wolf Heinrich von Baudissin werd door de Poolse koning naar Kopenhagen gezonden om met koning Christiaan IV plannen uit te werken voor de reeds aangekondigde conferentie over de Oostzeevaart (A.S. Radziwiƚƚ, o.c. III, p. 131-132 en p. 142, en Fridericia, Danmarks ydre politiske historie II, p. 304-306).
    7 - In maart ontvouwde de keurvorst aan de standen van de Mark Brandenburg zijn voornemens inzake de voortzetting van de onderhandelingen over de ratificatie van het Zweeds-Brandenburgs wapenstilstandsverdrag van 1641 (Urk. u. Act. X, p. 106-113). Na goedkeuring hervatten de Brandenburgse commissarissen Sigismond von Götze en Gerhard Rumelian Leuchtmar von Kalcheim in Stettin de besprekingen met de Zweedse gevolmachtigde Johan Oxenstierna (Urk. u. Act. I, p. 595-597, en XXIII-1, p. 44-48).
    8 - De ‘Verweser’ van het hertogdom Krossen (Krosno), Johann Friedrich von Löben (1595-1667); zie ADB XIX, p. 39-40. Dit voorjaar ging hij naar Denemarken om de terugkeer van de Zweedse koningin-weduwe Maria Eleonora van Brandenburg naar haar geboortegrond te regelen (Urk. u. Act. I, p. 588-589).
    9 - Op 19 mei 1643 maakte de Brandenburgse gezant Matthaeus Wesenbeck (1600-1659) zijn entree in Frankfort. Een week later was hij aanwezig op de 37ste keurvorstelijke zitting van de ‘Deputationstag’ (ADB XLII, p. 758-761, en Urk. u. Act. I, p. 799-811).