eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    6317. 1643 juli 11. Van C. Pijnacker.1

    S.D.P. Vir illustrissime et eccellentissime, domine et patrone colende,

    Querelas meas nupere vestrae Excellentiae ausus sum depromere. Causa sane tam pia, tam periculosa meretur favorem, et certo mihi persuasum habeo ab Excellentia vestra pleniori [sic] iuvamen. Sed qu[a]eso annon possem in compensationem mearum expensarum iuvari indulto quodam regio ad aliquot annos fruendo; quod ego excogitavi, et si dignetur vestra Excellentia me una modo linea significare suam benignitatem, aperiam mea concepta.

    Amicissimus meus collega dominus Pierius Winshemius2 committit praelo omnes historiae suae libros auctiores ex archivis Frisicis ante celatis et nunquam visis. Iubet tuam Excellentiam salvere.

    403

    Vale, illustrissime et excellentissime domine et patrone,

    illustrissimae Excellentiae submissus nexus,
    C. Pijnacker.

    Franequerae, ipsis Kalendis Quintilis anni 1643 Iuliani.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 4 Aug. 1643.

    In dorso staat in een onbekende hand: Inscriptio erat: Viro illustrissimo et excellentissimo domino Hugoni Grotio, [ser]enissimae et potentissimae reginae Suecorum apud regem christianissimum legato dignissimo, Parisios.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. Diederichs, 30Am, 2. Eigenh. oorspr. Cornelis Pijnacker (1570-1645), geboren te Pijnacker bij Delft, hoogleraar in de rechten te Leiden 1597-1614, vervolgens hoogleraar te Groningen en sinds 1636 te Franeker. In de tijd dat hij verbonden was aan de Groningse universiteit kreeg hij van de Staten-Generaal tot twee maal toe de opdracht om in Algiers en Tunis te onderhandelen over de teruggave van buitgemaakte Staatse koopvaardijvaarders, 1622-1627 (NNBW II, kol. 1140-1142; Schutte, Repertorium I, p. 374, 375). Tijdens zijn tweede missie zou hij volgens de uitgever van de Bronnen tot de Geschiedenis van den Levantschen Handel ‘in zedelijk opzicht niet bestand [zijn] geweest tegen de atmosfeer van het Algerijnsche roofnest’. In ieder geval bleef een conflict over de vergoeding van de door de gezant gemaakte onkosten nog lang nasmeulen ( K.Heeringa, Bronnen I, p. 854 en p. 1006-1010).
    2 - Pier Winsemius (1586-1644) vestigde zich aanvankelijk als advocaat te Leeuwarden. In 1616 werd hij aangesteld tot historieschrijver van Friesland. Tenslotte ontving hij in 1636 een leeropdracht in de geschiedenis en welsprekendheid aan de Franeker academie (NNBW X, kol. 1224-1225). Zijn Historiarum ab excessu Caroli V, sive rerum sub Philippo II per Frisiam gestarum libri septem, Leeuwarden 1646, was een vervolg op de in 1629-1633 te Leeuwarden en Franeker uitgegeven Libri [IV] historiarum.