Mijnheer,
De goede correspondentie tusschen de Ridderschap ende de steden waer grootelijckx te wenschen, maer wat middel daertoe is kan jegenwoordych qualijck worden gesien, alsoo door het stuck van den eedt meerder ve[r]wijderynge eer is te vresen. De animeuste onder haer ende daeronder oock eenyge wel tot den gemeenen stant geaffectionneert hebben lange qualijck connen verswelgen dat yder van de steden hare stemme equivaleerde.2 Meerder gewicht ende aensien hebben sij geïmagineert te crijgen door de assumptie van mijnheer den prins onder de edele, ende hetselve heeft aen de steden wederom ombragie gegeven, waerdoor haer advys suspect sijnde weynych is gevolcht ende veel[t]ijts singulier in hare opiniën blijven dewelcke singulier sijn in haer ogemerck.3
De dispute van den eedt vreese ick dat noch niet en is ten eynde, ende wensche van herten die vanwegen den adel soo hart niet en wierde gedreven, alsoo quaetgunstyge sijn Hoocheyt door dat middel denigreren. Den heer van Matenes onthout hem niet alleen van de vergaderynge van de Generaliteyt maer oock van de Munstersche besoignes, daer particulier toe is versocht. Den reeckenmeester Pauw wort noch nergens in gekent, die
661
oock van die commissie noch geen notificatie is gedaen, hetwelcke hem moyelijck valt.4De ambassadeurs sijn naer Engelant noch niet vertrocken ende is niet te weten wanneer vertrecken sullen.5 De Generaliteyt manqueert het aen provisie van gelt ende Hollant wil de casse niet openen, alsoo sij willen tonen hoe weynych die haer al het gesach in de staet toemeten daertoe connen contribueren. Ende nu is noch een particulier accident dat Amsterdam in 't particulier grote offensie geeft, want bij occasie dat een ontfanger-generael most worden gemaeckt over het incommen voor de cruycers, die in deselve stat moet wonen, ende sij daertoe hebbende voorgeslagen een van hare vroetschap, die vanwegen de Staten van Hollant de Generaliteyt serieuselijck is gerecommandeert,6 heeft nochtans die hetselve ampt, daer Zeelant hem oock toe socht te promoveren, niet connen obtineren, maer vier stemmen, Overijssel absent sijnde, hebben tegens het ernstych aenhouden van Hollant ende Zeelant dat ampt aen een ander geconfereert, hetwelck men oordeelt sonder corruptie niet en is tewegegebracht, ende dat wort tot Amsterdam hoge genomen, waerover oock de aenstaende vergaderynge van Hollant, naer ick worde onderrecht, openynge sal worden gedaen ende nieuwe onlusten geschapen sijn te ontstaen. Van de prolongatie van het octroy van de Oostindische Compangie, hetwelck met dit jaer expireert, sal de naeste vergaderynge licht oock worden gesproocken.7
Dat uEd. met soo goede intelligentie gaet met den heer Summaise hoor ick garen,8 omdat ick weet dat veel andere het garen anders sagen. Uyt Engelant sijn dese mael hier geen brieven gecommen.
Desen 2 November 1643.
Adres: Mijnheer/mijnheer de Groot, raedt ende ambassadeur van de coniginne ende crone van Suede bij den alderchristelijcksten conynck.
Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 11 Nov.
En in dorso: 2 Nov. 1643 N. Reigersberg.