eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    3925. 1639 januari 10. Van P. Spiring1.

    Mijnheer,

    UEd. aengenaemen van den 1en dezer2 is mij wel geworden; bedancke UEd.

    27

    hoochlijck voor de communicatie ende bidde vriendelijck UEd. gelieft onbeswaert daerin te continueeren.

    Alhier en heeft men niets dat de penne meriteert, insgelijckx oock geene tijdinge van sijn Ex.cie Banier3, doch yets occurrerende sal niet mancqueren UEd. mede te deelen.

    Dezen ingeslooten is mij door mijn heer Regersberger4 gerecommandeert, waermede naer gedienstige gebiedenisse verblijve Mijnheer

    UEd. dienstwilligen
    Petter Spieringc van Norshollem.

    Haagh, 10 Januarij Ao. 1639.

    UEd. gelieft verseeckert te sijn, dat ick in UEd. saecke5 mijn beste doen sal; ick hebbe noch geen antwoort uyt Sweden. Die hebbende sal UEd. geadviseert worden.

    Adres: Mijn Heere Mijn Heere de Groot, Raet ende Ambassadeur van de Coninckl. Mayt. ende Croone Sweden bij den Aldercristelijcksten Coninck tot Paris. Port.

    Met andere hand: 18 st.

    Met andere hand: Ambassadeur de Suède.

    Boven aan de brief schreef Grotius: rec. 20 (?).

    En in dorso: 10 Ian. 1639 Spierinck.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA. Eerste afd. coll. Hugo de Gr. Aanw. 1911 XXIII no. 13. Eigenh. oorspr.
    2 - Ontbreekt.
    3 - De Zweedse veldmaarschalk Johan Gustavsson Banér.
    4 - Nicolaes van Reigersberch.
    5 - Het betreft de kwestie van de vertraging in de uitbetaling van Grotius' salaris.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]