Ik meen niet, dat de Kancelier2 my moede is, noch dat de eer van Zweden zoude toelaten my van Vrankryk te trekken zonder een goede bediening op andere plaatsen, maar zoo men dat zoude willen doen, weet ik wel raad met my zelven, zonder Zweden lastig te vallen met onnutte tytels en gagie. Engelandt en Brabant zyn geen quade quartieren op dat ik van anderen niet spreek. In de overgezonden rekeningen is niets te veranderen; de daggelden, zoo ik die stel, zyn my belooft, by myn Heer den Rykskancelier tot verscheiden malen; te weten zestig guldens voor elken buiten reis, die ook tot dien einde een geschrift, dat ik daar op hadde
252
ingesteld, na zich heeft genomen. Ik moet, zoo dikmaals ik buiten Parys ten Hove gae, eerlyk tracteren, die my van 's Konings wegen geleiden, gelyk andere Ambassadeurs doen, uitgenomen die van Hollandt3, die zonder eeten t'huis komt, 't welk geen achting verwekt. Ik zoeke de reizen niet, en ga noit dan by uitdrukkelyke last van de Koninginne4, of door heel dringenden noodt, meest om de zaken van den Hartog van Wymeren5 te vorderen. Die van Venetie6 gaan wel driemaal meer den Koning7 begroeten. Ik steeke niet op van myn gagie, en kan over zulks de reizen op myn kosten niet doen. Altydt te Parys te blyven zoude myn lust wel zyn, maar de dienst van 't gemeen laat dat niet toe. De Matrozen, die in scheepsdienst zyn gequetst, komen ten laste van het schip, zoo moeten ook by de Kroon de kosten gedragen worden, die veroorzaakt zyn, door het ongeluk, dat den mynen met myn zeer groot gevaar in den dienst van Zweden, komende van den Koning, is overgekomen8. Zoo ik naauw myn voordeel zochte, zoo zouw ik in rekening gebracht hebben de rouwklederen by my gedaan maken om den rouw van den Landtgraaf9 en Hartog van Savoien10, gelyk andere Ambassadeurs hebben gedaan. UE. gelieve deze redenen aan den Heer Spiering11 voor te dragen. Van 't geen redelyk is af te wyken, kan ik niet doen. Zyn Ed. voorschryven aan myn Heer den Schatmeester12 kan niets dan goet doen.