eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    4125. 1639 mei 23. Van N. van Reigersberch1.

    Mijnheer,

    Ick ben niet min becommert als verwondert niet wetende, wat de oorsaecke wesen mach, dat ick nochte Aelianus2 dese mael van uEd. geen brieven hebben ontfangen, daer ick uyt Constans'3 schrijven niet kan mercken, dat uEd. door sieckte ofte absentie soude connen geweest sijn verhindert ende den tijt materie geeft; apparent deselve ergens aen off op sijn gehouden, hoewel soo andere particuliere als publycke brieven ter hant sijn gecommen, warom wij dienen te letten, waer het hapert, te meer omdat ick vreese dat bij occasie van de discoursse van

    347

    Ionsson4 eenyge, soowel tegens uEd. als den heer aertsbiscop5 gaende gemaeckt sijnde, materie souden mogen soucken om politycken desseins met geestelijcke pretexten van nieuws uyt te voeren, waertegens den heer aertbiscop, wiens voorsichtycheyt ick daerin admirere, tijdelijck soo met brieven aen de coninginne6 als den resident Boswel7 ende andere heeft voorsien, te kennen gevende, hoeverre hij is geësloingeert niet alleen van Socini8 gevoelen, maer oock van diegene, die het souden mogen favoriseren, begerende met comminatie Ionsson hem daervan soude hebben te purgeren, gelijck hij oock besych is om in het particulier soo de predicanten als kerckenraet daertoe aen te spreecken, hebbende aen Rivet9 ende Alting10 een schrift, soo mij wert geseyt bij haer ingestelt, geteyckent, hetwelcke eenyge baptiseren met den naem van een palinodia, daer nochtans niet kan werden herroupen hetgene noyt is geseyt, gelijck denselven Ionsson mij heeft verclaert, dat hoewel Socini boucken heeft gelesen ende eenyge goeden dyngen daeruyt te hebben geleert, nochtans altijt vreemt van de sociniaense leere te sijn geweest, daervan niemant beter getuygenisse als den heer aertsbiscop soude connen geven, die iegenwoordych eenyge sijne scriften tegens Socinum in handen heeft. Dat hij uEd. name soude hebben gebruyckt, ontkent hij tegens mij, doch adstrueren sulckx andere, die oock van nieuws de familiariteyt met Ruero11 ophaelen. Onder deselve wert oock genoemt monsieur Brasset12, waerom mij sulkx te meer is suspect, bijsonder omdat ick mij niet kan voren laten staen, dat Egillus13 het met Golilas14 wel meent ende mogelijck bij Uddo15, die de zes steliicke seer souckt te behagen16, door sulcke middelen sal willen wercken. Off ick dit behoore te dissimuleren, heb ick getwijfelt, omdat soodanyge desseins bij die haer met alle middelen soucken te behelpen met beter onderrechtyngen qualijck sijn te breecken. Evenwel om die niet qualijck sijn geaffectionneert de waerheyt bekent te maecken sal ick met eenyge communiceren hetgene mij voor desen bij gelijcke occurrentie bij Felix17 is geschreven; oordeelt uEd., wat verder daerin behoort off kan werden

    348

    gedaen, gelijck het niet te verachten is in soo malitieusen eeuwen, ick sal garen de instructie daertoe nodych ontfangen. Iohnsoon18 versuym ick niet hetgeen Iovinianus19 in die materie bekent wert gemaeckt te communiceren, gelijck ick mede uyt Ioviniano verstaen al wat hem wedervaert, doch vinde het verhaal van d'een ende d'ander sijde niet te accorderen, dat niet vremt is soo wanneer yet anders als de waerheyt gesocht, gelijck hedensdaechs, Godt beter, deurgaens geschiet.

    Van het marcheren van het Franse leger hebben wij wel tijdyngen, maer niet wat dessein het heeft; hetselve wert geseyt sterck te wesen 20m te voet, 8m paerden, doch geloven ontrent de twee derdeparten. Indien waer is hetgene den heer van Oosterwijck20 adviseert, dat de Franse vlote het canael affcomt, soude het dessein mogen vallen op de custen van Vlaenderen, maer off de Fransoisen haer suffisant vinden soo diep te commen in het viants lant ende haer daer te retrencheren, twijfele ick, hoewel haer leger daer beter soude connen werden gevoet uyt Calis ende Zeelant als voor St. Omer off elders. Een lanttocht, hoewel ontrent de duysent wagens aengenomen sijn, sie ick niet dat de preparaten hier ons connen doen geloven, hoewel provisie van byscuyt noch is van het voorleden iaer, maer naer mijn oordeel sal men de Fransoisen voren laten gaen ende naer sij vigoureux beginnen volgen.

    Sijn Hoocheyt21 is desen morgen om t'avont tot Buyren mergen op de rendevous te sijn wt Den Hage verreyst. Voor sijn vertreck heeft gedisponeert in faveur van den heer van Hauterive22 op het gouvernement van Breda, dat offensie geeft aen de inlantse militie ende voornamelijck aen de politycke, die meenen, dat niemant als die in de vijff pointen suyver, soo sij het noemen, gevoelen, wel en meenen, onder dewelcke off eenyge derselver vremt wert gevonden sijne Hoocheyt beter een papist alleen een geheele stadt vertrout als het polityck beleyt daervan voor een veertychste part aen een remonstrant, welcke interpretatie daerop loopt, omdat geseyt wert gebeurt te sijn dat het Hoff Prov. soo nu soo dan remonstranten als seer gequalificeert tot vroetschappen recommanderende sijne Hoocheyt meent op de kerckelijcke behoort te werden geleth. Doch die dat naer de letter nemen considereren weynych, dat de groote aen de dyngen haer verder binden als hare particuliere insichten haer lijden ende dat de groote altijt meer hebben te hopen van necessiteuse als bij haer selffs bestaende luyden.

    Van Westindiën hoopt men alles goets, hoewel het beste verstant niet en is tusschen graeff Maurits23 ende eenyge [van] de voornaemste politycke raden24, die wedersijts soucken, den graeff aen sijn Hoocheyt, de andere aen de Camer, thuys te mogen commen. Graeff Maurits claecht, sijne remonstrantiën bij de bewinthebbers in achtinge niet werden genomen ende dat meer eere hier can behale in

    349

    een iaer als in al sijn tijt in een lant, daer hij niet is gegaen om als een garnisoenhouwer gebruyckt te werden. De particuliere advysen oock van geestelijcke tonen, off wat particuliers hieronder liep ende meene sommyge het beleg van de Baia, dat de Compangie nadelych, den grave profitelijck is geweest. Soodanich lopen de humeuren in het oordeelen ende mede de inclinatiën, wat beter waer: de grave ofte de twee bewinthebbers25 ende de raden, die met haer gevoelen, thuys te ontbieden. Sonder intrest voor de Compangie sal de resolutie wel werden genomen ende naer het noch schijnt tot voordeel van den grave uytvallen, hoewel eenyge nu gewaer werden hetgene de Oostindische Compangie van begin aen wel heeft geremarqueert, dat het met voorsichticheyt genomen was, dat soo weynych considerabele hooffden soo considerable ministres gebruickten. Doch dat is het quaet van den heelen Staet, daerin de subalterne geclommen sijn boven degene die haer souden commanderen, waeruyt volcht in de gouvernementen quod illud, quod respublica capere deberet, illi intercipiunt26. Daerwt groyen de lasten van de garnisoenen van de frontieren sonder vermeerderynge van contributie, waerin men te Maestricht garen sage voorsien, tot welcken eynde oock gedeputeerde aldaer nu eenygen tijt sijn geweest. Hollant blijft noch bijeen om ordre te stellen tot het Westindische subsidie ende nieuwe imposten tot verval van de interesten van de gelichte vijffentwintych hondertduysent guldens.

    De exploiten van den heer generael Bannier27 sijn groot, maer connen nochte de persuasiën, die van hier ende elders werden gebruyckt, Milander28 noch niet gaende maecken, die eenyge meenen een neutraliteyt voor de lantgravinne29, Nedersaxische ende Westfalischen creyts in hooft te hebben ende het commandement over het volck daertoe op te been te houden.

    Met het schip wt Canariën30, ionctes den gouverneur31 voor desen tot Rotterdam gebracht, is het sulkx gelegen, dat de matroosen, die het hebben vermeestert, in dienst waren van een Napels coopman32 ende voor denselven in Canariën gecommen, ende daerom is hare actie soo wel niet te verdedygen, die oock retardement aenbrengen sal aen de lossynge van gevangen vissers, die voor de aencomste genouch was geconcludeert, oock mede incommoditeyt geven aen de negotiërende scepen, die uyt dese landen (m)et oochlyckynge in die quartieren dagelyckx negotieren, warom wat verre siende liever sagen dit niet voorgevallen ware geweest. De geseyde matroosen verhalen, ten tijde sij van Napels vertrocken, over de 40 Hollantse scepen aldaer waren ende eenyge verhuyrt met volck ende ammunitie, eenyge aen de Spaense vercocht, dat wederom onlust tegens Amsterdam geeft, dat evenwel sonder commercie ende schipsvaert soo in die als andere landen niet en kan bestaen.

    350

    Met Caesar33 staet het in voorgaende pointen. Numerianus34 gaet in regard van Sophi35 sachter ende hoopt Scarinus36 hem verder te brengen.

    De Oostindische Compangie meent, soo sij hare redenen voor billycke rechters mogen deduceren, dat sij meer van de Engelsche in goet recht als de Engelsche van haer hebben te pretenderen; in verder communicatie sonder visie van de procuratie van de Compangie, daer sij mede hebben gecontracteert, schijnen sij niet van meenynge te sijn te treden, ende dat hout men redelijck, gelijck het is.

    Waer de accomodatie tusschen Engelant ende37 Scotlant vandaen soude commen connen wij hier oock niet sien.

    Desen 23 Mey 1639. Verte.

    Desen was geschreven, soo uEd. brieff38 twee dagen naer gewoonte voor den dach is gecommen; het principaelste meene ick genouch te hebben beantwoort. Numerianus, die ick soo terstont hebbe gesproocken, hope ick voor Sophi wel sal gaen. Evenwel dat al geresolveert sijnde wert tijt gerequireert, eer ten effecte wert gebracht. Humult39 heeft van Sweden40 geen nader tijdynge. Bij Caesar sal ick dese weecke devoir doen. De Duytsche tijdynge sal den heer Spierynck41 uEd. communiceren.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB., coll. RK, K73f. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Gedrukt Rogge, Br. Nic. v. Reigersb., p. 559. Antw. op no. 4113; beantw. d. no. 4145.
    2 - Schuilnaam voor Petter Spiring Silvercrona.
    3 - Pseudoniem van Maria van Reigersberch.
    4 - Samson Johnson, hofpredikant van Elisabeth Stuart, gewezen koningin van Bohemen.
    5 - William Laud.
    6 - Elisabeth Stuart, gewezen koningin van Bohemen.
    7 - William Boswell.
    8 - Faustus Socinus, grondlegger van het socinianisme.
    9 - De theoloog André Rivet, hofpredikant van Frederik Hendrik.
    10 - Hendrik Alting, hoogleraar in de theologie te Groningen.
    11 - Martinus Ruarus, sociniaans theoloog.
    12 - Jean Brasset, Frans gezantschapssecretaris in Den Haag.
    13 - Schuilnaam voor Richelieu; Grotius heeft de naam erboven geschreven.
    14 - Pseudoniem van Grotius.
    15 - Schuilnaam voor de Zweedse rijkskanselier Axel Oxenstierna; Grotius heeft erboven geschreven: ‘Canc.’.
    16 - De woorden: ‘die ... behagen’ staan in de tekst in cijfercode 36.24.1000.2.700.3.75.7.6.31.12.8.82. 63.50.75.17. 33.20.1.38.61.70. 70.24. 51.88(=38).57.48.11.38.49, voorafgegaan door enige tekens die niet in druk zijn weer te geven. De ontcijfering door Grotius erboven geschreven staat bovendien met andere hand in margine. Met dat ‘zes steliicke’ - Grotius heeft het cijfer 700(=s) niet in zijn ontcijfering opgenomen - weet ik niet goed raad; 36 staat ook voor de letter g, en als we mogen aannemen dat voor ‘1000’ gelezen moet worden ‘100’ (er heeft eerst iets anders gestaan dat door doorhaling onleesbaar is geworden), dan krijgen we tenminste een woord, nl. ‘geesteliicke’.
    17 - Pseudoniem van Grotius.
    18 - De naam staat in de tekst in cijfer: 31.84.9.49.33.20.46.88. met de ontcijfering door Grotius erboven geschreven.
    19 - Pseudoniem van Nicolaes van Reigersberch.
    20 - Willem van Liere, heer van Oosterwijk, Staats gezant te Parijs.
    21 - Frederik Hendrik.
    22 - François de l'Aubespine, markies van Hauterive († 1670).
    23 - Johan Maurits van Nassau-Siegen, gouverneur van Nederlands-Brazilië.
    24 - Elias Herckmans, Nonno Olpherdi, Balthazar van der Voorde, Pieter Morthamer, Gijsbert de With, Pieter Jansz. en Daniel Alberti. Welke van deze politieke raden Van Reigersberch bedoelt heb ik niet kunnen vaststellen.
    25 - Matthijs van Ceulen en Adriaen van der Dussen.
    26 - Vgl. Terentius, Eunuch. 80: quod nos capere oportet, haec intercipit.
    27 - De Zweedse veldmaarschalk Johan Gustavsson Banér.
    28 - Peter Melander, graaf van Holzapfel.
    29 - Amalie Elisabeth van Hanau-Münzenberg, landgravin-regentes van Hessen-Kassel.
    30 - De Madonna de la Piedad; zie Dr. C.M. Schulten Het aflopen van de ‘Madonna de la Piedad’ in 1639 in Mededelingen van de Nederl. Vereniging voor Zeegeschied. no. 26 maart 1973, p. 31-36 en noten p. 116-117.
    31 - Don Luis Fernández de Cordoba.
    32 - Jean de Breyer, een Antwerpenaar die zich te Napels had gevestigd.
    33 - Codenaam voor Rotterdam.
    34 - Codenaam voor Amsterdam.
    35 - Codenaam voor Zweden.
    36 - Pseudoniem van Nicolaes van Reigersberch; Grotius heeft erboven geschreven: ‘N. Reig.’.
    37 - De woorden: ‘Engelant ende’ worden in de tekst herhaald.
    38 - No. 4113 dd. 14 mei. Een brief van Parijs naar Den Haag was gewoonlijk tien dagen onderweg.
    39 - Codenaam voor Petter Spiring Silvercrona; Grotius heeft erboven geschreven: Sp.
    40 - In de tekst in cijfer: 525; Grotius heeft er ‘Swede’ boven geschreven.
    41 - Petter Spiring Silvercrona.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]