eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    4232. 1639 juli 30. Aan N. van Reigersberch1.

    .... en velen rond uit zeiden aan hem2 niet veel te zyn verloren. 't Geen toont, dat zy eenigen toeleg hebben.

     

    Van de aanbiedingen van goede genegentheit tot my hier in Vrankryk heb ik niets anders, dan dat men my zoo door den Heer Heufd3 als door anderen milddadigheit van wegen den Koning4 heeft doen aanbieden. 't Zelve is my te meer verdacht, om dat ik uit Zweden versta, dat Schmalchius5 niet alleen is buiten bediening, maar gehouden word in gevaar te zyn van zyn leven over genotene liberaalheit. Aan een van de Huisgenooten van myn Heer den Kardinaal6 heb ik gezeid, alles te willen doen dat Vrankryk kan dienen, dat met de waarheit, met de eer, en met den dienst van Zweden zal overeenstemmen. Dat ik geen giften kan ontvangen &c.

    Notes



    1 - Gedrukt Brandt-Cattenb., Leven II, p. 222; 226.
    2 - Bernhard, hertog van Saksen-Weimar; hij was op 18 juli overleden.
    3 - Johan Hoeufft, bankier te Parijs.
    4 - Lodewijk XIII.
    5 - Peter Abel Schmalz, secretaris van Axel Oxenstierna.
    6 - Richelieu.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]