Mijn Heer,
Alsoo haer Ho. Mo. een resolutie genomen hebben, waervan U Ex. ick copiam hiernevens2 sende, ick noch de heer ambassadeur Camerarius3 connen niet geraede vinden deselve aen te nemen, maer ons volcoomentlijck excuseren uyt veele consideratiën, die U Ex. int lesen derselver genoch sal vinden.
Ick wensste wel, dat U Ex. mij sijn goedtduncken gelieft te noteeren, wat U Ex. van dit werck dunckt, alsoo U Ex. desen stadt soo wel als yemant bekendt is; mij dunckt dat dit seer ontijdiche vruchten sijn.
Voor 8 daegen4 hebben U Ex. geschreven wegen de reeckeninge, hoe U Ex. met de hoochloffelijcke croon staet, om voorders te bevoorderen U Ex. contentement, soo is nochmahls mijn vrientlijck versoeck, U Ex. gelieve mij deselve alsoock de quitancie der bewoeste 7000 rd. te oversenden.
Aengaende de weeckentlijcke nouvellen, die mijn plycht eyscht U Ex. te communiceeren, soo ende hebben voor desen tijt anders niet als 'tgeene mij van Stralsont geschreven wort, daervan U Ex. copiam bijliegent5 oversende.
Hier hebben wij als dat de princessin6 der 30 passato in de nacht een jongen
793
princen7 gebooren, daertoe tot compèr versocht wort de coninck van Vranckrijck8, de coninginne van Engelandt9 ende de Heeren Staeten-Generael.Hier anders niet passerende, als ben U Ex. in de protectie des Almachtigen bevelende ende bidde mij continuelijck te kennen voor
U Exellentz dienst- ende vrientwilligen
Petter Spieringc Van Norshollem.
Haagh, 5 Decemb. 1639.
Boven aan de brief schreef Grotius: rec. 14 dec.