5709. 1642 mei 7. Aan M. Mersenne.1

1 - Tekst naar copie Rotterdam, GB, RK, hs. no. 674, f. 40v. Gedrukt Corresp. Mersenne XI, p. 144-145 no. 1094. Marin Mersenne (1588-1648), van de orde der Miniemen, wierp zich in Parijs op als patroon van alle jonge wetenschapsbeoefenaren (onder wie Descartes, Pascal en Hobbes). Zijn ‘academie’ in een kloostercel aan de Place des Vosges stond in internationaal aanzien, niet het minst bij degenen die zich hadden toegelegd op de natuurwetenschappen (R. Lenoble, Mersenne ou la naissance du mécanisme, Parijs2 1971).

2 - Het valt niet te achterhalen welk boek Mersenne aan Grotius had uitgeleend; wellicht is het een werk van een van zijn protégés.

3 - Edward Herbert (1583-1648), lord Herbert van Cherbury, verbleef tussen 1619 en 1624 in Parijs waar hij bevriend raakte met Grotius (vgl. no. 965 (dl. II)). Naast zijn diplomatieke werkzaamheden vond hij in de Franse hoofdstad ook tijd voor het schrijven van het speculatieve werk De veritate prout distinguitur a revelatione, a verisimili, a possibili et a falso (ed. Parijs 1624, Londen 1633 en tenslotte, in 1639, in een door Mersenne voorbereide Franse vertaling). Terug in Engeland leefde de sterk koningsgezinde Herbert in onmin met het Parlement (DNB XXVI, p. 173-180).

4 - In de Corresp. Mersenne gelezen als: ‘quand nostre commodité le nous permettra’.