eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    202

    6167. 1643 april 11. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    Des conings gezontheit is zoodaenigh dat wij wel wenschten buiten groote vreze te zijn. De hertoginne van Guise2 is te Lions gecomen ende den hertogh van Vendosme t'Annet.3 Den marquise de La Vieuville4 heeft oock oorlof om in Vrancrijck te comen. Hoewel van vrede ende meer van trefves gesproocken werdt, zoo en rusten de preparaten ten oorloge niet. Den graef van Guebrian werdt versterckt met vier- off vijfduizent man, heeft gelt ontfangen tot twee ende een halff maent solds.5 Zijn volck onthout zich meest bij Gengebach ende becomt nooddruft van Basel, de Beyerschen haer meest onthoudende ontrent Tubinge.

    La Motte-Odincourt schijnt te willen een intocht doen in Spaignie, alwaer de vrunden van Olivares raecken buiten ampten, hijzelve gevangen.6 Prince Thomas [gaet] met tweeduizent te paerd, vijfduizent te voet om 't casteel van Tortone te ontzetten.7 La Millerai heeft zijn volck bij Dijon om 't graefschap van Bourgogne ofte eenige aengelegene plaetsen aen te tasten.8 De hertogh van Anguien, die vast van zijne ziecte becomt, meent te gaen nae Picardië9 ende den graef de Guiche10 een lopend leger te hebben om zich te vougen daer het noodigh zal zijn. Groote magazijns werden gemaeckt te Dijon, Chalon ende Amiens. Den vijant toont zich bij Landresis. Tweeduizentvijfhondert Schotten zijn gezonden nae Amiens. Tweeduizent Switzers zijn op wegh tot verstercking van de regimenten van die natie.

    Mijnheer den prins11 gaet dagelijcx in het parlement ende is onlancx ontboden om

    203

    raed te geven over de zaecken van oorlogh. Mevrouw de gravinne van Soissons doet onderzoeck op deghenen die gelt gegeven hebben om haere zoon om te brengen.12

    Den hertogh Carel is gegaen nae Munnichem13 om te spreecken met den vorst van Beieren. De ambassade die in de Francfortsche vergadering was voorgeslagen nae Vrancrijck, slaept,14 apparentelijck om te zien waertoe haer de zaecken van Vrancrijck zullen dragen. Martinitz15 is van 's keizers wegen gezonden nae den vorst van Beyeren. Den keizer licht gelt van particulieren, gevende zes ten hondert, ende verpant eenige plaetzen van Istria aen die van Venetië; stelt ordre op de frontieren van Hongrie ende meent met den Turck vast te gaen.

    Men twijffelt off den hertogh van Longueville16 zal gaen nae Italië off nae de handeling van de vrede. 't Schijnt den coning van Engellant zich wil haesten tot een vrede om nevens de coningen van Denemarcken ende Polen ende de vorsten van Lunenburg zich te stellen tot middelaer van de generale vrede.

    Elfden April 1643.

     

    Mijn huisvrouw is gisteren geweest bij de coninginne ende heeft aldaer verstaen dat het beter is met den coning. In de voorleden nacht heeft den coning d'heer Noyers belast uit het hoff te vertrecken, die gegaen is nae een hofstede in Normandië.17 Den prins van Condé ende La Millerai18 werden ontboden wanneer over het oorlogh werdt gedelibereert. 't Gerucht van 't uitvoeren van 't coren door de jesuyten werdt valsch bevonden.19 De Fransoisen zijn bij de vijanden verhindert de Tanaro te passeren om te gaen nae Tortone. Den coning van Engelant heeft groote legers, werdt oock sterck van schepen, waervan eenige uit Vrancrijck zijn gecomen aen de westcuste. Te Naples zijn gescheept duizentvijfhondert Spaignaerden, duizent Italianen, tweeduizent Duitschen, waervan 't meerderdeel in 't Milanees zal werden geëmpl[o]yeert. Den paus heeft bij Viterbio, zoo men zegt, vijftienhondert paerden, achtduizent man te voet.20 Den Grooten Heer heeft aen de vorsten van Moldavië ende Walachië belast haer op zijn bevel gereed te houden.21

    In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den XI April 1643 uyt Paris.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 31i. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Copie, afkomstig uit de briefwisseling van Grotius met P. Spiring Silvercrona, aanwezig te Stockholm, RA, E 1014 (bijlage bij een brief van P. Spiring Silvercrona aan J. Oxenstierna dd. 11/21 april 1643).
    2 - Henriette-Catherine de Joyeuse was in 1631 met haar echtgenoot Charles de Lorraine, hertog van Guise, naar Italië gevlucht. Haar terugkeer kondigde Grotius al in zijn nieuwsbrieven van 24 januari aan; vgl. no. 6053.
    3 - César de Bourbon, hertog van Vendôme, verliet Engeland pas op 27 maart; vgl. CSP Ven. 1642-1643, p. 258. Bij terugkomst installeerde hij zich in zijn buitenhuis te Anet nabij Dreux. Diezelfde week mocht de hertog een welkomstbrief van Mazarin ontvangen (Lettres Mazarin I, p. 150).
    4 - Charles, markies, naderhand hertog van La Vieuville (†1653), gewezen ‘surintendant des finances’ had in 1631 zijn toevlucht moeten zoeken in Engeland. Zijn eerherstel was aanstaande (Tallemant des Réaux I, p. 676).
    5 - In de loop van mei kon maarschalk Guébriant een versterking van 5400 infanteristen en 600 ruiters verwachten (Episodes Guébriant, p. 320). Volgens de laatste berichten had het Frans-Weimarse leger zich teruggetrokken in het dal van de Kinzig (Gazette 1643, no. 41, dd. 4 april 1643).
    6 - De Franse onderkoning in Catalonië, Philippe, graaf van La Mothe-Houdancourt, maakte echter geen gebruik van de besluiteloosheid aan het Spaanse hof na de val van de machtige ‘conde-duque’ de Olivares (J.H. Elliott, The count-duke of Olivares, p. 651- 663).
    7 - Prins Tommaso Francesco van Savoye kwam te laat met zijn hulp aan het Frans-Savoyaardse garnizoen van Tortona.
    8 - Charles de La Porte, markies van La Meilleraye, zette geen spoed achter zijn vertrek naar de Bourgondische grens. Zijn onderbevelhebber Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, schreef op 19 april 1643: ‘Il semble que l'armée où je devois aller se retarde fort. Je pense que c'est à cause de la santé du roi’ (Lettres de Turenne, p. 381-382).
    9 - Op 15 april vertrok Louis II de Bourbon, graaf van Enghien, naar het Picardische front (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 9).
    10 - In februari had Antoine III de Gramont, graaf van Guiche, opdracht ontvangen om de verdediging van Atrecht op zich te nemen (Mémoires du maréchal de Gramont I, p. 347).
    11 - Henri II de Bourbon, prins van Condé, genoot in deze dagen het volle vertrouwen van de koning.
    12 - Anne de Montafié, de moeder van Louis de Bourbon, graaf van Soissons (†6 juli 1641). Op mysterieuze wijze was de opstandige graaf na de gewonnen slag bij La Marfée om het leven gekomen (Cardinal de Retz, Oeuvres, p. 157; Mémoires de Montglat I, p. 319).
    13 - De Gazette 1643, no. 47, dd. 18 april 1643, publiceerde een bericht over de reis van hertog Karel IV van Lotharingen naar München.
    14 - Het vredesvraagstuk kwam wel degelijk aan de orde op de ‘Deputationstag’ van Frankfort. Alle hoop was nu gevestigd op de aanstaande conferenties in Munster en Osnabrück.
    15 - Georg Adam Boržita von Martinitz (1602-1651), de latere kanselier van Bohemen (Biographisches Lexikon zur Geschichte der böhmischen Länder II, p. 588), werkte in deze tijd nauw samen met rijksraad Maximiliaan, graaf van Trauttmansdorff (Acta pacis Westphalicae; Instruktionen, p. 338-339).
    16 - In mei werd aan Henri d'Orléans, hertog van Longueville, de leiding over de Franse delegatie ter vredesconferentie toevertrouwd. Hij kwam op 30 juni 1645 in Munster aan (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 171).
    17 - In de Gazette 1643, no. 47, dd. 18 april 1643, stond het bericht: ‘Le 10, le roy a accordé au sieur de Noyers la permission qu'il a demandée par diverses fois à sa Majesté, de se retirer en sa maison de Dangu’.
    18 - Dezelfde berichten verschenen in de Gazette 1643, no. 45, dd. 11 april 1643.
    19 - Aanleiding tot de verdachtmakingen was een conflict over de toekenning van universitaire privileges aan leden van de Sociëteit (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 23-24).
    20 - Paus Urbanus VIII verwachtte een nieuwe mars van Odoardo Farnese, hertog van Parma, naar het gebied van het omstreden hertogdom van Castro (Gazette 1643, no. 45, dd. 11 april 1643).
    21 - De sultan waarschuwde Vasile Lupu, vorst van Moldavië, 1634-1653, en diens rivaal in Walachije, Matei Basarab (†19 april 1654) (Biographisches Lexikon zur Geschichte Südosteuropas I, p. 144-145, en IV, p. 389-390).
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]