eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    6225. 1643 mei 23. Aan N. van Reigersberch.1

    Maar niemant moest dit [d.w.z. het gerucht over de overbrenging van Richelieu's lijk naar de Bastille] vremd geven na zoo gewelddadig eene heersching, waarvan ons noch een staaltje ontmoet, dat ik niet voorbij kan, in een brief van den drieëntwintigsten van Bloeimaandt:

    Onder andere fraie dingen die de kardinaal de Richelieu voor heeft gehad, is geweest dat hij van den paus verzocht had dispensatie voor den koning om eenige persoonen die men weet in consciëntie qualijk gedaan te hebben, maar 'tzelve niet wel naar rechten konde of diende te bewijzen, bij vergif om te doen brengen, waarvoor men te Rome een schrik heeft gehad. Maar men gelooft dat de kardinaal de Richelieu zonder zulk eene toelating genoeg zichzelven daartoe zal hebben gedispenseert.2

    Notes



    1 - Gedrukt Brandt-Cattenb., Leven II, p. 341.
    2 - Zie no. 6219 n. 14. Louis-Henri de Loménie, ‘le jeune Brienne’ nam in zijn Mémoires de tekst op van een door hem aan Grotius toegeschreven ‘epitaphe satirique pour Richelieu’ (Mémoires de Brienne I, p. 261-266); vgl. BG no. 734.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]