eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    6500. 1643 oktober 26. Van P. Spiring Silvercrona.1

    Mijnheere,

    Van deses lants armee hebben tot dato noch eenige troepen in 't velt gelegen, die men nu mede gedenckt nae de guarnisoenen te versenden, hoewel den ambassadeur van

    645

    Vranckrijck2 alhier sterck dringt dat niet alleen dese troepen noch een tijtlang mochten in 't velt gelaeten, maer haerlieden oock noch andere bijgevoegt werden om noch een intocht in des vijants lant te doen, bloot alleen, soo het tot geen ander ende geschieden can, om den vijant ombrage te maacken, waerwt men presumeert dat Vranckrijck noch iets dit jaer voorhebben moet.

    Voor weinig dagen is den heere ambassadeur van Liere3 wt Vranckrijck wegen sijne privatsaacken alhier aengecomen, verseeckerende dat de Fransche plenipotentiarii tot de vredenstractaten4 in corte hier souden sijn; dieswegen dan de saacke aengaende de deputatie weder bij der hand genomen ende van de formeringe der instructiën voor de gedeputeerden gesproocken werd, gelijck dan van yder provintie seeckere commissarii sijn verordineert geworden, die met haere Hoocheit dese saacke communiceren ende met desselfs inraeden een concept van eene instructie sullen opstellen, 'twelck daernae in de generale vergaederinge, nae goetvindinge, sal voltrocken werden.5

    Van d'armeën in Duitslant hebben wij met brieven wt Leipsich de dato den 30e September dat daer tijdinge was, doch geene confirmatie noch, als dat den heere generael Torstenson met sijne armee voor Uilenberg wegen des vijants stercke aentocht wel soude hebben moeten opbreecken,6 maer de cavallerie daerdoor in dier voegen aen malcanderen geraackt sijn dat der keyserschen rechte vleugel leelijck gepluckhaert ende alles in confusie gebracht soude sijn. Soo soude oock albereit een aental ruiters om Cuttenburg sijn gearriveert;7 alleen wil men niet toegeven dat deselve sich daer souden gesalveert, maer wel daer aengecomen wesen om des generaels Torstensons inbreuck in Bohemen te verhoeden. Wat hiervan is sal ons den tijt leeren.

    Verblijve, mijnheere,

    u. Exc.tie dienstwilligste.

    Den 26 October 1643.

     

    Also de wint nae Vranckrijck nu goet is, soo vermeine dat de jonge heeren Bannier8 wederom t'zeil sullen gegaen sijn.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 3 Nov.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 13, 126a. Niet ondertek. De brief is van de hand van Spirings secretaris Pieter Pels.
    2 - Volstrekt tegen de zin van de Franse ambassadeur Gaspard Coignet, sieur de La Thuillery, lieten de Staten-Generaal de in Brabant achtergebleven onderdelen van het Staatse leger weer terugkeren naar hun oude garnizoenen (Het Staatsche leger IV, p. 136).
    3 - De Staatse ambassadeur Willem van Liere, heer van Oosterwijk, kreeg op 3 september verlof om Parijs te verlaten. Op 16 oktober 1643 bracht hij aan de Staten-Generaal verslag uit. Een nieuwe instructie ontving hij pas op 12 oktober 1644 (Schutte, Repertorium I, p. 13).
    4 - De Franse gevolmachtigden Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien, graaf van La Roche-des-Aubiers, waren in aantocht. Een dezer dagen zouden zij in Charleville-Mézières een boot nemen die hen naar de Republiek zou brengen.
    5 - Op 21 oktober had de door de Staten-Generaal ingestelde redactiecommissie overeenstemming bereikt over de ‘Poincten van Importantie, die men soude behooren vast te stellen, alvoorens te treden tot handelinge met den vijandt van bestandt ofte vreede’ (Poelhekke, De Vrede van Munster, p. 122-126).
    6 - De Zweedse opperbevelhebber Lennart Torstensson bedwong enkele dagen later de Moravische plaats Sovinec (Eulenberg) (Doc. Boh. VII, p. 48, no. 91-92).
    7 - Kutná Hora (Kuttenberg) in Moravië. De keizerlijke reddingsactie mislukte omdat de infanterie in de bossen het spoor bijster raakte (Doc. Boh. VII, p. 47 no. 86).
    8 - Gaat het hier om Gustaf Adam (1624-1681), zoon van veldmaarschalk Johan Gustavsson Banér († 1641) (SBL II, p. 695-697) of om de in 1641 aan de Leidse universiteit ingeschreven edellieden Banér (Album studiosorum acad. Lugd.-Bat. I, kol. 328)?
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]