eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    6856. 1644 mei 9. Van G. Keller.1

    Hochedler, gestrenger herr ambassadeur, hochgenaigter herr,

    Ess will bey noch tardirenden vnssern tractaten, in dem die käyserl. gesandten nicht einmahll ihre vollmacht, welchess doch zue Münster geschehen ist, produciren,2 viellweniger dem werck einen würcklichen anfang geben wollen, die materie zu schreiben, je lenger je weniger vnndt schlechter bei vnns fallen. Viell bleiben nun in den bestendigen gedancken, dass sie mit keiner vollmacht versehen seyen, vnndt gehen vber dass die discours nun aufss newe wiederumb, dass der graff von Awerssperg Ossnabrugk gantz quittiren vnndt nach Wien gehen wolle.3 Wie ess alssdan ferner gehen, vnndt mit wem man tractiren werde, mag der liebe Godt wissen, allein wirdt man, wan ess vor sich gehet, gnug absehen können, dass an käyserl. seithen die tractaten sowoll alss die ruine dess Teutschlandts nun vor spiegellfechten gehalten werden, wiewoll wir von Godt noch ein besseress hoffen wollen.

    M[onsieu]r de La Thuillerie ist vorgestern hier angelanget,4 vndt wirdt kunfftige

    394

    woche, sofern er nur vnsicherheit halber vor den käyserl. völckern fortkommen kan, seine reise förter vf Hamburgk vnndt Dennemarck richten. Jetzundt wirt ihm von dess herrn legati Oxenstierns Excell. die visite gegeben. Von advancirung dess käyserl. secours von Dennemarck höeren wir diesen orthen noch nichtess,5 wirdt dem ansehen nach langsamb gnug damit hergehen.

    Zue Münster seindt die vollmachten allerseits zwar gegen einander vorgezeiget worden. Ess befinden aber die Frantzösische gesandten in den käyserl.6 vnndt Spanischen7 vollmachten verschiedene mängell, vf deren emendirung sie nun tringen vnndt vorhero in keine handlung mit ihnen tretten wollen. Dass erstged[achte] procuratorien so mangellhafft, alhier aber, dem ansehen nach gahr keine vorhanden seint, wirdt oberwehnte mainung von dess käyssers vnndt seiner adhaerenten schlechten lust zum frieden, noch mehr confirmiret. Godt schicke alless zum besten. Vnter dessen seind weder zue Münster [noch] alhier einiger stände gesandten ankommen, wirt auch noch schlechter eifer darzu bei allen verspüeret, ohne dass von wegen dess churfursten zue Colln der bischoff von Ossnabrugk,8 vnndt von wegen dess churfursten von Brandenburg der graf von Witgenstein9 ehistens zue Münster erwartet werden, wiewoll jener noch difficultät macht zukommen, ehe vnndt bevohr ich waiss, wie man ihn empfangen wolle.

    Wormit ich schliesse vnndt verbleibe allezeit,

    Ew. Excell. gehorsambster diener,
    G.K. m.pa.

    Ossnab[rugk], den 29. Aprilis anno 1644.

    Adres: A son Excellence, monseigneur Grotius, conseiller d'estat et ambassadeur de la reyne de Suede en France, à Paris. 20 s.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 25 Maii.

    En in dorso: 28 [sic] April 1644 Osnabrug.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 12, 102. Eigenh. ondertek. Georg Keller was secretaris van de Zweedse gevolmachtigde Johan Adler Salvius.
    2 - De keizerlijke gevolmachtigden Johann Weichard, graaf van Auersperg, en Johann Baptist Krane waren niet ingegaan op het voorstel van de Zweedse gevolmachtigde Johan Adler Salvius om de ceremonie van de uitwisseling van de volmachten te laten plaatsvinden op een neutrale plaats in Osnabrück. De verantwoording voor een plechtigheid zonder de aanwezigheid van een Deense ‘onpartijdige derde’ durfden zij niet op zich te nemen.
    3 - De graaf wenste inderdaad afgelost te worden. Eind april sprak men in Wenen al over zijn vervanging door rijksraad Johann Maximilian, graaf Lamberg (Doc. Boh. VII, p. 91 no. 228, en Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. XXV en p. 428, en Die Französischen Korrespondenzen I, p. 106).
    4 - De vredesmissie van Gaspard Coignet, sieur de La Thuillery, naar de hoven van koning Christiaan IV en koningin Christina van Zweden. In de avond van de 4de mei maakte hij zijn entree in Osnabrück. De Zweedse gevolmachtigden schonken hem de eer van de eerste visite; de keizerlijken lieten echter verstek gaan (Acta pacis Westpha- licae; Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 391-399, en Die Französischen Korrespondenzen I, p. 176).
    5 - De regimenten van de keizerlijke veldmaarschalk Melchior von Hatzfeldt und Gleichen ontvingen uit Wenen de order om in de omgeving van Weimar en Jena verbinding te zoeken met het expeditieleger dat onder bevel van Matthias, graaf Gallas, langs de Elbe naar het noorden zou oprukken (Doc. Boh. VII, p. 94 no. 240).
    6 - In Munster hadden de vredesdelegaties reeds de beschikking gekregen over elkanders volmachten. Bezwaren koesterden de Franse gevolmachtigden Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien tegen de titel ‘hertog van Bourgondië’ in de aanhef van de keizerlijke volmacht. Voorts zou, volgens de Franse delegatie te Munster, de keizer in de volmachten aan Johann Ludwig, graaf van Nassau-Hadamar, en dr. Isaac Volmar voorbij zijn gegaan aan het onderscheid tussen ‘extraordinaris ambassadeur’ en ‘plenipotentiaris’, alsmede aan de positie van de bondgenoten en de bevoegdheid tot ondertekening van een vredesverdrag.
    7 - ‘Les defauts remarqués dans le pouvoir Espagniol’ waren ernstiger van aard: koning Philips IV van Spanje had in de volmachten die hij op naam van Antoine Brun en don Diego de Saavedra y Fajardo had gesteld, al zijn waardigheden opgegeven, inclusief die van koning van Portugal, koning van Navarra, heer van Barcelona en hertog van Bourgondië (Meiern, Westphälische Friedens-Handlungen I, p. 208-211; Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 93-99, en Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 221).
    8 - De Keulse keurvorstelijke raad Franz Wilhelm von Wartenberg (1593-1661), bisschop van Osnabrück, Minden en Verden, was op 2 april uit Bonn vertrokken. In Munster rees een controverse over het ceremonieel bij zijn ontvangst in de stad (Acta pacis Westphalicae; Diarium Wartenberg I, p. XXXV-XXXVI).
    9 - Johann VIII (1601-1657), graaf von Sayn-Wittgenstein-Hohenstein, geheimraad van keurvorst Friedrich Wilhelm van Brandenburg. Zijn instructie werd pas op 4/14 december 1644 opgesteld (Urk. u. Act. IV, p. 343-376).
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]