eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    717

    7035. 1644 september 5. Van P. Spiring Silvercrona.1

    Mijnheere,

    Nae het veroveren van Stapelholm ende de daerop liggende schansen, gelijck ick u. Excellentie voor acht dagen geaviseert,2 is den generael Torstenson den 8e passato stylo vetere van Rensburg met de armee opgebroocken ende een leger opgeslagen bij Nieuwmunster, als de bequaemste plaetse daertoe die daerontrent ligt, sijnde met de gansche armee maer een mijle weegs van des vijants leger verbij gepasseert, hebbende te Nieumunster een bataille geformeert om den vijant aldaer te verwachten; oock in 't voorbijmarcheren eenige schooten op des vijants leger gedaen, maer den vijant hiel sich binnen.3 Alleen eenige Crabaten, die wtquaemen en van achteren volgen wilden, wirden gerepousseert, 50 daervan gevangen ende de beede overstens der Crabaten Marco en graeve Bothi naemen de vlucht.4 Vandaer marcheerde sijn Excellentie nae Segerberg, laetende het slot afbranden, also het voor d'armee schadelijck was, ende heeft den 10e sijn marche genomen nae Oldesloo, staende volgens de leste avisen noch te Ratseburg, ende Gallas met de Deensche volckeren te Mälne.5 Men vermeent dat se wel beede opwaerts nae Bohemen en Moraviën mochten marcheren. Het Deensch volck verloopt seer, sijnde des oorlogs ongewent en isser groote jalousie tussen deselve ende de keysersche. Hun proviant moeten sij van Lubeck haelen, daer in 't wtvoeren den oversten Wrangel6 met 2000 peerden op is passende. Wat wij van het ontsetten van Gottenburg te water en te lande,7 ende het passeren door de Sond van den admirael Marten Tyssen

    718

    met 24 schepen seeckerlijck hebben,8 gelieve u. Excellentie wt bijgaende gedruckte te sien.9

    Voor weinig dagen hebben deses staats ambassadeurs in Sweden voor d'eerste maal herrewaerts geschreven,10 welck schrijven seer secreet gehouden werd. Doch verneme ick dat sij berichten dat soowel sij als den Franschen ambassadeur seer magneficq ende met sonderbaare eererbiedinge sijn ontfangen geworden. Dat den Franschen ambassadeur sijne propositie in Frans gedaen ende hem wederom in Sweedsch soude sijn geantwoort geworden.11 Dat sij mede audiëntie hadden gehad.12 Dat haere conincklijcke Mayesteyt hunlieden staende hadde verhoort ende betoont dat de aengebodene mediatie haer aengenaem was, tot welcken einde al commissarisen verordineert waaren omme met hun vorder over de saacke te besoigneren. Dat oock den Franschen ambassadeur in bereitschap stond wederom eene reyse nae Dennemarcken te doen,13 om tijt en plaetse te noemen wanneer ende waer beider strijdende partijen commissarii te samen souden coomen.14

    Het Sas defendeert sich noch dapper ende maackt veel moeite aen sijn Hoochijt.15

    Ick blijve, mijnheere,

    u. Excellentie dienstwilligste.

    5 Septembris 1644.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 13 Sept.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 13, 149. Niet ondertek. De brief is van de hand van Spirings secretaris Pieter Pels.
    2 - Een brief van Petter Spiring Silvercrona, dd. 29 augustus 1644, ontbreekt. Toen het keizerlijke expeditieleger van Matthias, graaf Gallas, zich opmaakte om Kiel aan te vallen, had de Zweedse opperbevelhebber Lennart Torstensson zijn kwartieren reeds naar de omgeving van Rendsburg verplaatst. Ten oosten van de stad, bij Stapelholm aan de Eider, bonden de Zweden de strijd aan met Deense garnizoenssoldaten van Glückstadt en Krempe; zie no. 7013.
    3 - Op 18 augustus startten de Zweden hun mars naar Bad Oldesloe. Onderweg passeerden zij nabij Kiel, Neumünster en Bad Segeberg enkele keizerlijke wachtposten, maar graaf Gallas liet zich niet tot een treffen verleiden. Een week later vertoonden de soldaten van het leger van Lennart Torstensson zich reeds in Ratzeburg (ten zuiden van Lübeck) (Gazette 1644, no. 109, dd. 10 september 1644, met een bericht uit Hamburg van 23 augustus; zie ook Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 312-313, en Doc. Boh. VII, p. 134, nos. 385 en 386).
    4 - In het keizerlijke expeditieleger dienden enige Kroaten (Doc. Boh. VII, p. 128 no. 365). Hun bevelhebbers waren Marco Markovič, Andreas Palfy (Balfi) en Marco Lúbetitz (Doc. Boh. VII, p. 146-148 no. 429, en Gazette 1644, no. 109, dd. 10 september 1644).
    5 - Mölln, ten noorden van Lauenburg aan de Elbe. Matthias, graaf Gallas, had na de eerste schrik (supra, n. 3) rechtsomkeert gemaakt. Zijn eerste zorg betrof de beveiliging van de keizerlijke en Deense posities aan de benedenloop van de Elbe (Doc. Boh. VII, p. 134 nos. 385-386 en p. 137 no. 398).
    6 - De Deense garnizoenssoldaten in het hertogdom Holstein raakten uitgeput. Ook de bevoorrading begon te haperen, want ter beveiliging van zijn aanvoerlijnen had de Zweedse opperbevelhebber Lennart Torstensson uit Wismar en Pommeren 3 regimenten en 2000 ruiters bij zich ontboden. Het bevel over de ruiters droeg hij over aan kolonel Helmut Wrangel (Doc. Boh. VII, p. 132 no. 378, p. 134 no. 385 en p. 141 no. 412).
    7 - De Zweedse rijksdrost Per Brahe en kolonel Fredrik Stenbock hadden 1500 ruiters en 2000 infanteristen in stelling gebracht tegen de troepen die in opdracht van Hannibal Sehested, Deens gouverneur van Noorwegen, de haven van Göteborg van de landzijde blokkeerden. Vier kanonnen werden buitgemaakt, een groot aantal Deense soldaten liet het leven en de overigen moesten de wijk nemen naar de vesting Bohus (‘Brieven van Louis de Geer’, in BMHG 29(1908), p. 278-280).
    8 - 22 schepen van de hulpvloot van Louis de Geer lagen op de 19de augustus voor de ingang van de Sont. Admiraal Maerten Thijssen loodste hen de volgende dag langs de kust van Skåne (Schonen) in de richting van de Oostzee; zie no. 7032.
    9 - De ‘bijlage’ ontbreekt; waarschijnlijk gaat het hier om de Courante uyt Italien ende Duytschlandt, etc., of de Europische Donderdaeghs/Saterdaeghs Courante van de eerste week van september 1644; vgl. Dutch Corantos 1618-1650, ed. F. Dahl, Den Haag 1946, p. 50, p. 52-53, p. 64 en p. 72-73.
    10 - Vgl. no. 7032, en de missiven van de Staatse ambassadeurs Jacob de Witt, dr. Andries Bicker en Cornelis van Stavenisse, dd. 5 en 10 augustus 1644 (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 130-131).
    11 - Op 26 juli/5 augustus mocht de Franse vredesbemiddelaar Gaspard Coignet, sieur de La Thuillery, zijn voorstellen tot bemiddeling in het Zweeds-Deense conflict toelichten. Rijkskanselier Axel Oxenstierna hield zijn toespraak in het Zweeds. Zijn secretaris Anders Gyldenklou trad als tolk op (Svenska Riksrådets Protokoll X (1643-1644), p. 576).
    12 - Daags daarna verscheen de karos van de koningin voor de deur van het logement van de Staatse delegatie. De rijksmaarschalk Åke Axelsson Natt och Dag wachtte de ambassadeurs Jacob de Witt, dr. Andries Bicker en Cornelis van Stavenisse aan de trap van het koninklijk paleis op en leidde de heren naar de ontvangkamer van de koningin. Jacob de Witt sprak koningin Christina toe in het Latijn. Deze keer wendde kanselier Axel Oxenstierna zich rechtstreeks in het Latijn tot de ambassadeurs (Svenska Riksrådets Protokoll X (1643-1644), p. 577).
    13 - Tien dagen later, op 5/15 augustus, nam de Franse vredesbemiddelaar afscheid van het Zweedse hof. Begin september hervatte hij zijn onderhandelingen met koning Christiaan IV van Denemarken (Svenska Riksrådets Protokoll X (1643-1644), p. 588 en p. 593, en Fridericia, Danmarks ydre politiske historie II, p. 438-441).
    14 - De Zweedse veldmaarschalk Gustav Karlsson Horn kreeg een beslissende stem in de voorbereiding van het vredesoverleg (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 131).
    15 - Het Staatse leger belegerde Sas van Gent. Op 5 september ging de Spaanse garnizoenscommandant don Andrea de Prada y Muxica accoord met de ontruiming van het hoge en het lage Sas en het fort van Sint Anthonie (Het Staatsche leger IV, p. 141).
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]