eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    7104. 1644 oktober 22. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    Wij zullen de coninginne-regente hier haest hebben2 met den prins van Condé ende den hertogh van Anguien, die nu beide te Fontainebleau zijn,3 ende mijnheer den cardi-

    74

    nael, die nu zonder coortze is.4 Den grave van Harcourt werdt alsnoch verzocht om te willen gaen nae Catelagne,5 alwaer Balagere, een daghreis van Barcelone, bij de Castillanen is becomen6 ende Serviere7 zoo men gelooft belegert, de affectiën van de Catalans zeer affkeerigh van Vrancrijck. In Italië toonen de Fransoisen desseing op Final.8

    De Beyersche trouppen wassen zeer in Duitschlant ende 't is hier een gerucht, doch niet heel zeecker, dat Binge het Fransche guarnisoen zoude uitgejaecht hebben9 ende Mentz,10 hebbende gelijck voornemen, zoude zijn geprevenieert. Den hertogh van Beieren, om tijd te winnen volgens zijne maniere,11 zent hier als zoeckende neutraliteit. 't Meestendeel van zijn volck zijn bij Mosbac aen de Neckar.12 D'heer Magalotti, eer hij zijne trouppes tot twaelfhondert te paerd, wat meer te voet, heeft gebracht bij de andere Fransche trouppes, heeft in Lorraine eenige cleine plaetzen ingenomen als Sainct-Avaux, Sarbruc, Vaudrevange.13 Men zegt nu dat de Fransche trouppes gaen nae de Mosel14 ende men vougt daerbij dat Trier zoect de Fransche protectie.15 Eenige van de vijanden zijn

    75

    geslagen bij Saint-Menehaud.16 D'heer Gassion werdt gezegt te zijn bij Winocxberge ende contributiën te trecken tot bij Ipre.17 D'heeren Rosa ende Tubadel om eenigh misnoegen scheiden uit den dienst.18

    De coninginne van Engelant blijft noch te Nevers ende schijnt tegen hetgunt tevoren was gelooft dat haere Majesteit hier niet en comt door 't beleidt van het hoff, pretexerende eenige dispute op de ceremoniën.19 In 't hoff van dezelve coninginne is eenigh gevecht geweest ende d'heer Craft20 daerover dootgebleven. Wij hooren dat mijnheer den churfurst Palsgraeff te Londen zeer gesproocken heeft tot justificatie van de zaecke van het parlement.21 Dat een juffrouw bij dewelcke monsieur de Sabran, Fransche resident,22 was gelogeert bij ordre van de justitie van Londen is gevangengenomen in zijne presentie, niettegenstaende zijne groote contradictie, oock hem geweigert dezelve juffrouw te spreecken alleen. Dezelve juffrouw is beschuldigt van bij haer gehadt te hebben eenige van de Ieren die men daer rebellen noemt, ende monsieur Sabran daerover suspect gewerden. Den coning van Engelant, nae men hier zegt, was te Excester ende Plimou[t]hts be-

    76

    legering bij zijn volck verlaeten.23 Manchester ende Waller24 hadden eenige plaetsen becomen in 't landt van Wallis25 ende den graef van Essex wierd meer ende meer suspect bij de heetste van de parlamentarissen.26 Neufcastel werdt gelooft niet langer te connen tegenhouden, maer in handen te moeten comen van de parlamentarissen.27

    22 Octobris 1644.

     

    Van 't uitjagen van het Fransche guarnisoen uit Binge werdt getwijffelt, gelijck mede off Plimouth t'eenemael is ontzet.28 't Parlement heeft eenige tot raidt bijgevoucht bij den grave van Essex op de maniere van Venetië.29 Den coning van Engelant ende prins Mauritz werden gezegt te gaen nae het zuide.30 Die te Londen ende daerontrent gelicht zijn, maecken zwaericheit buiten haer provincie te dienen.31 D'heer Farfax is gebleven, willende Montgomery in 't landt van Galles ontzetten,32 'twelck genomen was bij Middelton ende belegert bij de roialisten. Den zoon van mijnheer den ambassadeur Goring werdt gezegt becomen te hebben aen de zeecant Barnestapel ende Ilfarcombe ende daer veel canons te hebben gevonden.33

    De Beyerschen zijn over den Rijn, de Fransoisen meest aen deze zijde ontrent Man-

    77

    heim.34 Den paus tot recommendatie van de vrede zend nae Wenen den cardinael Antonio, nae Vrancrijck Spade, nae Spaignie Sacchetti,35 licentieert al zijn crijgsvolck uitgenomen de guarnisoenen ende zijne guardes, maect zeer goede ordre tegen de overdaet ende violentie, doende overzien de oude ende zeer geprezen ordres36 van Sixtus den Vijfde.37 Den hertogh van Parma38 presenteert zijne dochter aen des paus' neve Camillo Pamphilio om daerdoor te breecken de alliantie met de Barbaryns, geprojecteert in het conclave.39 Te Rome is oock gecomen Christophoro Pamphylio, ridder van Malta,40 ende veelen van 't huis van Altiere,41 geallieert aen die van Pamphilio, zijnde een out ende edel huis van Rome. Den cardinael Mazarini is niet ten volle wel,42 maer hoopt zijne gezondheit te becomen te Chaliot naebij Parijs.43

    Mijn huisvrouw heeft desemael niet connen schrijven door vercoutheit niet zonder coortze.44

    In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot uyt Paris, den 22 Octob. 1644.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 38 l. Eigenh. oorspr. Niet ondertek.
    2 - De koninklijke familie kon maar moeilijk afscheid nemen van het buitenleven in Fontainebleau.
    3 - Henri II de Bourbon, prins van Condé, had de koningin-regentesse verslag uitgebracht van zijn bezoek aan de gouvernementen Berry, Bourbonnais en Bourgondië. In de middag van de 20ste oktober nam hij met zichtbare trots deel aan het hoffeest ter gelegenheid van de terugkeer van zijn zoon Louis II, hertog van Enghien, van het front aan de Rijn (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 222).
    4 - De regentesse Anna van Oostenrijk en haar zonen koning Lodewijk XIV en Philippe, hertog van Anjou, namen op 25 oktober weer hun intrek in het ‘Palais-Royal’. Een dag eerder was kardinaal Jules Mazarin in Parijs verschenen: ‘où l'aspect de Son Eminence en une parfaite santé apporta autant de joye comme sa maladie avoit causé de tristesse à un chacun’ (Gazette 1644, no. 133, dd. 20 oktober 1644).
    5 - Het hof bleef op het standpunt staan dat Henri de Lorraine, graaf van Harcourt, de nieuwe onderkoning van Catalonië moest worden. Zijn instructie werd op 18/28 januari 1645 vastgesteld (Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 297-301; Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV II, p. 71-74).
    6 - Spaanse troepen onder bevel van Andrea Cantelmo stonden op 29 september voor de stad Balaguer (ten noordoosten van Lérida). Het Franse garnizoen bood geen tegenstand (Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 263).
    7 - De Franse onderkoning Philippe, graaf van La Mothe-Houdancourt, had zijn kwartieren opgeslagen in Cervera (Serviere). Bijtijds troffen zijn soldaten de nodige maatregelen om de Spanjaarden op afstand te houden (Gazette 1645, no. 133, dd. 29 oktober 1644).
    8 - Prins Tommaso Francesco van Savoye hoopte vóór het invallen van de winter in het bezit te komen van de havenstad Finale Ligure (Mémoires du maréchal du Plessis, p. 203-205). Op 5 oktober stond hij in Asti gereed voor vertrek. In snel tempo trokken de Frans-Savoyaards zuidwaarts (Gazette 1644, nos. 128 en 133, dd. 15 en 29 oktober 1644).
    9 - De Zwabisch-Beierse bevelhebbers François de Mercy en Johan van Werth zochten naar zwakke plekken in de Franse verdedigingslinies aan de Rijn.
    10 - Charles-Christophe de Mazencourt, markies van Courval, stadscommandant van Mainz, ontving versterking van een regiment Frans-Weimarse ruiters en enkele compagnieën voetvolk (Gazette 1644, no. 130, dd. 22 oktober 1644).
    11 - Hertog Maximiliaan I van Beieren had aangekondigd dat hij van plan was een onderhandelaar naar Parijs te sturen (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 401-403 en p. 621-630). In de tussentijd onderhield hij met zijn broer, keurvorst-aartsbisschop Ferdinand van Keulen, een levendige briefwisseling over de wenselijkheid van wapenstilstandsonderhandelingen (Foerster, Kurfürst Ferdinand von Köln, p. 271-274; Doc. Boh. VII, p. 139 nos. 405-406).
    12 - Mosbach, ten noorden van Heilbronn. In de eerste week van oktober verplaatsten de Zwabisch-Beiersen hun hoofdkwartier naar Ladenburg (ten noordwesten van Heidelberg) (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 630).
    13 - De Franse onderbevelhebber Pierre de Magalotti trok met een legermacht van 3000 soldaten ten aanval tegen de Lotharingse bolwerken Saint-Avold, Saarbrücken en Wallerfangen (Vaudrevange, ten noorden van Saarlouis) (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 398).
    14 - Maarschalk Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, duchtte een mars van hertog Karel IV van Lotharingen en de Luxemburgse gouverneur Johan van Beck langs de Moezel (nos. 7094 en 7095).
    15 - De burgerwacht van Trier had een blokkade gelegd rondom de vesting waarin het Spaanse garnizoen gelegerd was. Een Frans boodschapper die eind september voor de stadsmuren verscheen, ontving van de hoofdwacht de mededeling: ‘Allez dire à celui qui vous envoie que nous tenons la garnison espagnole bloquée dans le château et que nous attendons le duc d'Anguien’ (Aumale, o.c. IV, p. 391).
    16 - De gouverneur van Bar-le-Duc stootte ten zuiden van Sainte-Menehould op een compagnie foerageurs uit het Lotharingse bolwerk La Motte (Gazette 1644, no. 131, dd. 22 oktober 1644).
    17 - Maarschalk Jean, graaf van Gassion, beperkte zijn acties tot snelle uitvallen in de omgeving van de vesting Watten aan de Aa. Zijn aandacht viel op de Spaanse garnizoenssteden Saint-Omer, Bergues (Sint-Winoksbergen), Mont-Cassel, Hazebrouck en Poperinge (ten westen van Ieper) (Gazette 1644, no. 129, ‘extraordinaire du XIX octobre 1644: La prise de mille chevaux et autre grand butin, par les troupes du Mareschal de Gassion, près la ville d'Ypre et ailleurs: avec la défaite de plusieurs ennemis aux courses qu'il a faites dans les Païs-bas’).
    18 - Rheinhold von Rosen (1600-1667) en Georg Christoph von Taupadell (Taubadel) († 1647), de ‘Weimarse’ bevelhebbers in het leger van Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne (ADB XXIX, p. 197-199 en XXXVII, p. 418-420), ontvingen spoedig genoegdoening (Lettres Mazarin I, p. 121-122 en p. 130, en Mémoires du maréchal de Turenne I, p. 311-312).
    19 - Koningin Henriëtte Maria van Engeland hechtte grote waarde aan een duidelijke regeling van het ceremonieel. Tijdens een kort oponthoud in Fontainebleau (1 november) verzoende zij zich met de voorstellen van de Franse regering (CSP Ven. 1643-1647, p. 143 en p. 148-150). In de middag van de 5de november maakte zij haar intocht in Parijs (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 224-225).
    20 - William Crofts (Craft) had de Engelse koningin in de tweede helft van mei 1644 het goede nieuws gebracht dat zij in Frankrijk welkom was (CSP Dom. 1644, p. 110 en p. 133; CSP Ven. 1643-1647, p. 99 en p. 101). Misschien berustte de doodstijding op een vergissing, want een ‘sieur de Graff’, kapitein van de koninklijke lijfgarde, was op 5 november opvallend aanwezig in het gevolg van koningin Henriëtte Maria (DNB, supplement II, p. 88-89, en Gazette 1644, no. 136, ‘extraordinaire’, dd. 11 november 1644: ‘L'entrée et reception faite à Paris par Leurs Majestez, à la Reine de la Grand'Bretagne’).
    21 - Prins Karl Ludwig van de Palts bewees in zijn ‘Motives and reasons concerning his Highness the prince Palatine's coming into England’ alle eer aan het Engelse Parlement. In de ogen van de ‘lords’ en ‘commons’ bleef de prins evenwel verdacht: per slot van rekening was hij een neef van koning Karel I en een broer van de koninklijke bevelhebbers Rupert (Robert) en Moritz (Maurits) van de Palts (The Parliamentary History of England III (1642-1660), kol. 288-292, en CSP Ven. 1643-1647, p. 138-143).
    22 - Twee Ieren die uit de Tower waren gevlucht, hadden onderdak gevonden in het huis van mrs. Levensteyn. Het Parlement kwam de schuilplaats op het spoor en nam op 20/30 september het besluit om de dame in hechtenis te nemen. Toen de soldaten haar wilden ophalen, kwamen zij in aanraking met een woedende Franse zaakgelastigde Melchior, heer van Sabran (CSP Ven. 1643-1647, p. 139, p. 142-143 en p. 145-146).
    23 - Koning Karel I belegerde de havenstad Plymouth. Het garnizoen onder bevel van lord John Robartes (DNB XLVIII, p. 339-341) kreeg echter op tijd steun van enkele schepen van de Parlementsvloot van Robert Rich, graaf van Warwick (Gazette 1644, no. 125, dd. 8 oktober 1644, en CSP Ven. 1643-1647, p. 139 en p. 141).
    24 - De parlementsgezinde legerleiders Edward Montague (1602-1671), graaf van Manchester, en sir William Waller (ca. 1597-1668) waren al naar het front in het zuidwesten ontboden (DNB XXXVIII, p. 227-232 en LIX, p. 131-135).
    25 - Het Parlement liet de strijd in Wales voortzetten door de legers van sir Thomas Myddelton (Middleton), sir John Meldrum en sir William Brereton (infra, n. 32).
    26 - Robert Devereux, graaf van Essex, wachtte in Porthmouth op de komst van versterkingen. Vanwege zijn laffe houding ten tijde van de slag van Lostwithiel (2/12 september) stelde het Parlement de generaal onder toezicht van de gedeputeerden sir Archibald Johnston, lord Warriston, en John Crew (CSP Ven. 1643-1647, p. 144, en CSP Dom. 1644-1645, p. 40).
    27 - Het Schotse expeditieleger van Alexander Leslie, graaf van Leven, zette de belegering van Newcastle vastberaden voort (Briefw. C. Huygens IV, p. 93). De stad capituleerde op 19/29 oktober 1644.
    28 - De vijandelijkheden bij Bingen en het ontzet van Plymouth; supra, n. 9 en n. 23.
    29 - Het Venetiaanse equivalent van een gedeputeerde te velde: ‘provveditor e commissario sopra le milizie’; vgl. S. Romanin, Storia documentata di Venezia, III Edizione, VI, p. 325-331, en S.J. Fockema Andreae, De Nederlandse staat onder de Republiek, p. 116.
    30 - Alleen het leger waarover koning Karel I het bevel voerde, trok naar Dorset. Prins Moritz (Maurits) van de Palts en sir Ralph Hopton bleven achter in Devon en Cornwall (CSP Ven. 1643-1647, p. 144).
    31 - De stad Londen lichtte vijf regimenten voor dienst in het leger van de graaf van Essex. De soldaten wilden alleen vertrekken na een gesprek met het ‘Committee of Both Kingdoms’. Op maandag 7/17 oktober vingen zij hun mars aan (CSP Ven. 1643-1647, p. 142, en CSP Dom. 1644-1645, p. 1, p. 7 en p. 14).
    32 - Manschappen van sir Thomas Myddelton (Middleton) hadden Montgomery Castle in bezit genomen. Spoedig verscheen een leger van 5000 koninklijken voor de muren. Twaalf dagen later, op 18/28 september, maakten de Parlementslegers van sir John Meldrum en sir William Brereton een einde aan de onzekerheid. In één dag schakelden zij 2000 belegeraars uit (G.H. Jenkins, The foundations of modern Wales 1642-1780, Oxford 1987, p. 14-16). In eigen kamp treurde men om de dood van sir William Fairfax, bevelhebber van de Yorkshire ruiters (CSP Dom. 1644, p. 520, p. 524, p. 529-530, en Gazette 1644, no. 131, dd. 22 oktober 1644).
    33 - George Goring (1608-1657), zoon van de Engelse ambassadeur lord George Goring, luitenant-generaal van de koninklijke cavalerie (DNB XXII, p. 245-248), maakte zich meester van Barnstaple en Ilfracombe. Bovendien kon hij beslag leggen op een bevoorradingspost van het leger van de graaf van Essex (Gazette 1644, no. 131, dd. 22 oktober 1644).
    34 - Maarschalk Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, trok begin oktober naar Mannheim. Zijn kwartieren sloeg hij op in Oggersheim (Ludwigshafen) (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 637).
    35 - De Gazette 1644, no. 131, dd. 22 oktober 1644, bracht het nieuws dat paus Innocentius X (Giambattista Pamfili) vastbesloten was om de drie belangrijkste kronen in Europa tot vrede te bewegen: kardinaal Antonio Barberini zou naar Wenen vertrekken, kardinaal Bernardino Spada naar Parijs en kardinaal Giulio Sacchetti naar Madrid.
    36 - Grotius putte zijn kennis vermoedelijk uit de Gazette 1644, no. 131, dd. 22 oktober 1644: ‘[Sa Sainteté] s'est aussi fait apporter les Ordonnances de Sixte V, pour en choisir les plus justes, et les faire rigoureusement observer’.
    37 - Sixtus V (Felice Peretti) herstelde tijdens zijn pontificaat (1585-1590) de rust en orde in de Kerkelijke Staat (Pastor, Gesch. Päpste X, p. 56-95).
    38 - Odoardo Farnese (1612-1646), hertog van Parma, was de strijd die hij met de ‘Barberini’ had gevoerd over het bezit van het hertogdom van Castro (1641-31 maart 1644) nog niet vergeten (Pastor, Gesch. Päpste XIII 2, p. 863-881). Hij misgunde zijn rivaal Taddeo Barberini het vooruitzicht op een verbintenis met het huis Pamfili-Maidalchini (no. 7070). Zijn tegenzet kreeg geen kans van slagen: niemand schonk aandacht aan zijn jonge dochters Maria Magdalena († 1693) en Catharina († 1684) (Zedler, Universal-Lexikon IX, kol. 258).
    39 - De pauselijke neef Camillo, zoon van Pamfilio Pamfili en Olimpia Maidalchini, de meest begerenswaardige vrijgezel van Rome. Men sprak in deze tijd van een huwelijkscontract met een dochter van Taddeo Barberini (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 394 en p. 397, en H. Coville, Etude sur Mazarin et ses démêlés avec le pape Innocent X, p. 17-20 en p. 32-33). De ‘alliantie’ werd op 14 november 1644 met de verheffing van Camillo Pamfili tot kardinaal verbroken (Gazette 1644, no. 150, dd. 17 december 1644).
    40 - De Maltezer ridder Cristoforo Pamfili vertegenwoordigde de in Gubbio woonachtige tak van de familie; vgl. Jöcher, Allgemeines Gelehrten-Lexicon III, kol. 1215.
    41 - De zonen en dochters van de Romeinse patriciër Lorenzo Altieri, in het bijzonder kardinaal Giambattista Altieri en diens broer Emilio (de latere paus Clemens X) (DBI XXVI, p. 293-302).
    42 - Supra, n. 4.
    43 - Het buitenhuis van maarschalk François, baron van Bassompierre, in de Parijse voorstad Chaillot (Chaliot).
    44 - Maria van Reigersberch raakte maar niet verlost van haar kwaaltjes.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]